Vlaamsche Arbeid. Jaargang 9(1914)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] Storm Over 't veld 'n stille lach... Achter 't Westerwoud verborgen, levert storm om 't rijk van morgen Slag aan zon en dag. Op haar stukgebroken troon zie de zon bebloed verkwijnen, over 't land de roô robijnen, rollen uit haar kroon. Heel de lucht in laaien gloed; en de storm, die uit de bochten zegevol komt opgevochten, baadt in zonnebloed. En met bloederig gebral staat hij vreeselijk te melden, dat hij morgen woud en velden overbuldren zal. *** De rosse wolken dikken, en woelen wild dooreen, in vreeselijk verschrikken verdonkren veld en veen. De storm komt aangekletterd, zwiept zandkolommen los de lucht in, en bekettert het hoelend beukenbosch. [pagina 173] [p. 173] De takken kriepen, krakken, en stuiven weg in 't stof, ontwortelde eiken zakken ten grond met plompen plof. De regens razen, ransen, 'lijk 't opgedonderd heir met kletterende lansen, en kletsen 't koren neer. Het water broest en bobbelt, stroelt weg door de akkervoor, de sloot verslikt, en gobbelt het langs 't bedampeld spoor. Een slinger klieft het donker, een krak - of 't hemeldak, bij 't beuken van den bonker in duizend stukken brak. Traag blauwt door 't hoog gevaarte een scheur, met lichten dons verzilvert zonneklaarte 't vervloeiend wolkenbrons. En heel de lucht ontsluiert het weistrend zongeweld, de landman komt en kuiert droef dubbend naar zijn veld. Joz. De Voght Vorige Volgende