Onder het Kruis!
...En in een kleinen kring om de starende vrouw in 't blauw en wit, onder het kruis, hoonden, raasden en war-liepen de joden en soldaten en boven haar aan het ruwe bruine kruis, waartegen Zij alleen leunde, hing martel-stervend haar Zoon en daar boven rondde de lucht, de hooge vol-blauwe lucht en telkens klekten langzaam druppelen bloed van boven op haar en zijpelden roode straaltjes langs het bruine hout. Lokken van haar haar waren rood en kleefden rood aaneen van het bloed van haren Zoon, die boven haar stierf. En toen ze weenend en biddend het kruis omklemd, opgekeken had, was in haar hals en tusschen haar magere borsten bloed gevallen, langzaam lijfwarm, rood op haar blanken hals, fijn-straal neergeloopen en was nu dik en klonterig en jeukte haar vleesch... 't Bloed van haren Zoon!...
De groote smart-lijn lag scherp-diep om haar oogen, die groot en hol-diep lagen akelig boven haar mageren neus. De wangen bleekten knokerig en haar kleurlooze lippen waren samengeperst, - getrokken door de wreed-grove smart. Haar magere handen omklemden vast, achter haar het kruis. En immer staarde strak, staarde strak voor zich uit, roerloos!... En aldoor, telkens en telkens klekten, plekten druppelen bloed op haar hoofde-doek, en liep fijnstralend langzaam langs haar wit-beenerig voorhoofd of in een harer oogen-hoeken. En immer smaadden en hoonden de joden, dreigend naar boven tot haar stervenden Zoon...
...En toen als een stille ween van de grootste stille smart en als een zachte doffe zucht van bijna bereikte einde klonk in een diepen zucht: ‘Het is... volbracht’.
...En nog immer starend zakte langzaam als zonder leven de bebloede in wit en blauwe vrouw, langs het bruine onder-kruis in-een en glee, immer starend, op den dik-bloed bedrenkten grond neer...
Toen betrok de lucht zwart en dik, wit-blauw ritste de bliksem, en zwart rommelde en ratelde de donder, de zware regen kletste plots neer en weg ijlvluchtten de joden... En onder het kruis, waaraan de lieve bleeke doode man, lag bewusteloos de vrouw met groot-open oogen, als roerloos vertrild, diep in haar hoofd.
Maastricht
A. Defresne