Kruisiging!
De regen viel dicht neer en de lucht was effen-grijs! Men had Hem gesleept, gesleurd, omringd door vloekende joden, door de modderige-regen-witte straten tot op Golgotha? En boven bonststootte één Hem met zijn beide kort-bijeen-gebonden staal-grove vuisten tegen de holle zwakke borst, zoodat Hij achterover in-ééns met een bons woest neer-smakte op het kantige, op-den-natten-grond-liggende kruis.
En de joden, vuile kleeren klitterig-nat plakkend om hunne lijven, stonden dik-lachend en vuil-vloekend in een kring er om en buiten den kring in den dichten regen stonden twee vrouwen en een man weenend tegen elkaar geleund.
Twee soldaten knielden schrijlings over Zijn armen in den modder, de grove slijk-schoenen op zijn borst en gelaat en hamer-bonsden de nagels door zijn vleesch. En de blauw-stalen nagels gleên met stokken onder de woest-wilde hamer-bonzen door het vleesch zijner handen en bloed-natte spitse been-splinters stiet-puntten uit zijn handen, bloed stroomde in fijne straaltjes over den natten grond. Over Hem gebogen stond een oude hoogepriester, grijnzend-scheldend, Hem stootend met den staal-bepunten stok. Ze reten met touwen aan zijn been, het lengend tot aan het geboorde gat en krakend scheurde zijn knie uiteen! Toen hieven ze zwaar-moeilijk het kruis op en lieten het vallen in het gegraven gat en de Jezus-Christus, Zoon van den eenigen God, schudde zwaar mee, vleesch rauw-scheurend. Zijn bloed, zijn warm rood bloed droop met dikke roode streepen langs zijn armen, zijn hoofd, in zijn mooie blauwe oogen, in zijn heerlijken mond, waar Hij zoo zacht vele heerlijke woorden mee gesproken had en zijn blonde baard was dik van bloed en zijn borst zwart-rood bevlekt. En immer spotten en vloekten de joden en viel de regen neer en maakte de grond waterig-bebloed...
Toen drong met een schelle schreeuw, door de joden een vrouw in 't wit en blauw in den kring en viel neer aan het kruis, het weenend om-armend en kussende...
...En immer viel de regen dicht...