Vlaamsche Arbeid. Jaargang 9(1914)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] Sonnet Gelijk een vrouw, die veel beminde, sterven gaat, - Heur glanzende oogen gaan verdoffen en verdiepen, Zij sluit ze toe voor 't licht en mat is heur gelaat En al heur liefdelusten doemen op, die sliepen... Zij ziet ze nadernijgen stil in het gewaad Van vrede en weemoed nu, die stormend eenmaal riepen Wild door elkander en in woedend woeste maat, Zoetjes, zoo op de hei wat wol'ge lamm'ren liepen - Zoo ligt de wereld in het windloos herfstseizoen - Gedempte tinten glanzen langs heur donk're leden Een weemoedhuivering komt als ten stillen zoen Van zomerzonden nu zoo zoetjes aangegleden - In 't vreemde lichten van het moede en kwijnend oog De weerschijn van de Zomerpassie, die vervloog. 10 Oct. 1911. D. Fuldauer Vorige Volgende