geraakte niet verder. Toen keek Petrus achter zich en daar stond de Heilige Maagd, al in een zoo schoon rood gewaad, en sprak met liever stemme: ‘Petrus, waarom lastert gij uw en mijn Vader?... Zie, de Heer wil u geven het Licht, en gij opent de oogen niet! De Heer wil u zeggen het Woord, en gij hoort het niet, want de booze gebiedt in u. Uw vrouwe weent, want ze raadt de pijnen der Hel, die u wachten. Uw dochter weent, want ze weet de blijdschap des Hemels, die voor u verloren gaat. En zie, zij hebben barmhartigheid verworven bij den Heer, want hoor wat de Vader der menschen zegt tot u: “Er zal meer blijdschap zijn in den Hemel voor één zondaar, die zich bekeert, dan voor negen en negentig rechtvaardigen!” Daarom maak een kruis, rijd huiswaarts en zondig niet meer!’
En Petrus was niet meer onwetend, want wat zijn oog zag en zijn oor hoorde kon hij niet loochenen. En hij liet het hoofd zakken op zijn zwoegende borst, en maakte het teeken des kruises; de booze, verschrikt, vlood weg uit hem; en Petrus steeg in en beval het paard verder te gaan en het dier trapte gemakkelijk voort. En Petrus scheen veel jonger, want groot was zijn berouw en de last van zijn zonden minder zwaar. En blij reed hij huiswaarts; zijn vrouw zag dat de Satan niet meer in hem was, want hij was zoet als alle rechtvaardigen. En ook Petrus' dochter zag, dat het Licht van het Opperste Weten op zijn aangezicht blonk. En beiden dankten God, omdat Hij den verdwaalde niet verlaten had.
Petrus vertelde niets van hetgeen er gebeurd was, mar toog met een rouwmoedig hart ter kerke en trok een boetkleed aan en strooide asch op zijn hoofd en bad veel en lang, want betalen wilde hij zijn schuld en bedanken God, die het wonder voor hem gewrocht had. En ook de Moeder Gods dankte hij, want haar kind had Zij gered uit den eeuwigen dood.
En Petrus kocht een Mariabeeld, het schoonste dat in den winkel was, voor vijf zilverlingen en de menschen keken verwonderd, omdat Petrus een heiligenbeeld kocht en ze zeiden: ‘Ei, kijk, Petrus, de zondaar, koopt een Mariabeeld; hij wil ons doen gelooven dat hij deugdzaam is’ Doch Petrus zeide tot hen: ‘Voorwaar, verwondert u niet, de Rechtvaardigheid heeft in mij gewerkt!’ En hij kocht voor het beeld een kleed van roode zijde, en dat kostte hem twee zilverlingen; en den timmerman deed hij maken een kastje van het duurste hout en betaalde er voor éen zilverling. Toen ging hij naar de dreef en hing het kapelleke op aan den boom, waarbij hij het laatst God gelasterd had, en opnieuw waren het woorden van dank en liefde, die zijn mond sprak.