Vlaamsche Arbeid. Jaargang 9
(1914)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
IMijn leed is heengetogen
dees avond, ver en laat:
'k Zag blije kinderoogen
in blank gelaat.
Geen koele blauwe meren
in zomerdag,
(- mijn leed zal nimmer keeren
Sinds ik uw oogen zag -)
zoo roerloos diep, geborgen
in vredeheim
die drage in trouwe zorgen
hun lichtgeheim.
Geen zuivrer heemle ontvouwen
hun mantelkleed...
o blijheid die van rouwen
noch schreien weet...
Geen zomermeren droomen
in gouden zon
zoo kalm bij lichte boomen
aan horizon...
Waar is mijn leed getogen
dees avond, ver en laat?...
'k Zag blije kinderoogen
in blank gelaat...
| |
[pagina 51]
| |
IIUw ooge - o sluit uw oogen
voor donckre nacht.
Geen starre aan hemelbogen
houden er wacht.
Ik voel mijn angsten keeren
voor vreemd geheim:
de diepe blauwe meren
in 't vredeheim...
Waar bleef de starrenluister,
de witte maan?
De nacht is droef en duister
op 't land gegaan.
Waar bleef in hooge boomen
het vogellied?
De blauwe meren droomen
en weten 't niet.
Ze raden leed noch lijden
noch stille klacht
maar slapen rustig blijde
in donckre nacht....
Zoo: heylig-ingetoogen
en zalig-blind
o sluit uw zuivere oogen
uw oogen, kind.
mcmxiii Lucien van der Meeren |
|