Vlaamsche Arbeid. Jaargang 8(1913)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mijn zoon... Mijn zoon, komt ge nu weer naar mij? Uw schoenen zijn beslijkt van 't modder van de straten. Waar hebt ge 't zondagskleed van uwe vreugd gelaten? Ge weent? Is 's levensakker dor? heeft wind en regen het koren van uw droomen in de voor geslagen? Kom weer tot mij, mijn zoon, dat gij den moederzegen weer als een kruis op uwen mond kunt dragen. Mijn boezem is nog warm, mijn zoenen zijn nog zoet In mijnen haard brandt nog de roode liefdegloed In mijne kamer staat nog 't bed van blij erbarmen. In mijnen mond is troost, vergiffnis in mijn armen. Wat kan de tijd? Wat kan het leed? Wat kan de zonde aan mij? Mijn handen leggen 't linnen op uw wonden. Gij zijt mijn zoon! Gij zijt mijn zoon! Gij zijt mijn zoon! Lucien De Coster Vorige Volgende