dan de wacht houden zich dwingend toch niet in slaap te vallen, om maar te kunnen beletten dat de geneesheeren het lijk zouden schenden.
Ik stapte door de lange gangen over de helder blauw en wit getichelde vloeren.
Toen ik de deur van de autopsiekamer open stiet had ik onmiddellijk in den neus die sterke reuk die wel bekend is aan al wie dissectiezalen bezocht heeft, en die voor studenten en geneesheeren een prikkelend genot wordt, lijk de reuk van het wild een genot moet zijn voor jachthonden. Het was een zaaltje met effen witte muren en vol zuivere helderheid van licht. Voor het klare venster een hevig groene peloese en een reuzige notelaar stak zijn wijdsche kruin op waar het zonnelicht over en door glansde. Het lijk lag naakt op een zinken tafel. Het was me zoo schoon in al de rustigheid van de dood; over het gezicht lag zoo een indrukmakende ernst en over heel het lijf zoo een netheid van reine lijnen, en ik dacht aan Rogier van der Weyden die haast alleen in de gansche schilderkunst waarlijk lijken heeft kunnen schilderen.
De professor stond daar gansch in het wit gekleed met in zijn wezen die norschheid van den modernen geleerde die de waarheid zou zoeken tot in zijn eigen ingewand. Naast hem de knecht, met zijn langen krommen neus, en de roode vlekken in zijn gezicht, een geschilderde beulenkop, waar de akelige lach in schuilt om het onwillekeurig plezier van met lijken te handsvollen! De Professor heeft het mes gegrepen, zich over het lijk gebogen - en uit heel zijn persoonlijkheid straalt weer die opdringende wilskracht waarmede hij de zieken bedwingt dat ze nimmer roeren durven; met een vasten wrong van zijn sterke vuist heeft hij heel de ribbenkas openliggen. Het is buitengewoon stil. Ik heb een cigarette opgestoken en de blauwe rookwolken rekken zich uit in de helderheid van de kamer. Wat een verukkelijke fijnheid van geur die oostersche tabak in dien anderen sterken reuk lijk een heldere kleur tegen een donkeren grond. Zonder het te willen of zonder het goed te beseffen zelfs heb ik in mij een wonder capiteuse voluptas die me rillen doet.
Ik sla mijn oogen op den wand en ik zie om den hangenden Kristus gedrukt: Deus judicabit vivos et mortuos.
Dr A. Verstreken