Vlaamsche Arbeid. Jaargang 8
(1913)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
Vreemde ArbeidDuitsche LetterenErnst Zahn. - De Zwitsersche dichter is den lezers van ‘Vlaamsche Arbeid’ reeds langen tijd bekend door zijne ‘Gedichte’ en den roman ‘Die Frauen von Tannö’. Ditmaal hebben wij voor ons ‘Was das Leben zerbricht’Ga naar voetnoot(1). Over den dichter nog een lof uit te spreken, zou eene herhaling van onze vroegere woorden zijn; slechts dit zij gezegd, dat de innige tooneelen vol leven, die Zahn ons voor oogen brengt, worden afgespeeld als het adagio van eene groote en rijke sonate. ‘Was das Leben zerbricht’ bestaat uit negen grootere en kleinere meesterwerken, waarvan men elk langen, langen tijd niet vergeten kan. De wijdingvolle stemming, die Zahn zelfs over de profaanste dingen weet uit te breiden, verheft zijn werk tot een waar feestgenot, waarvan men slechts ongaarne scheidt. Wat voortreffelijk tot inleiding van Zahn's werk dient, is wel deze zijne wijding: Was still und verborgen
Das Leben zerbricht,
Die Helle des Tages
Die weiss davon nicht.
Die Nacht is die Stunde
Die Tränen sieht.
Es hat keine Worte
Des Unglücks Lied.
Und wenn eine Hoffnung
Zu Scherben fällt,
Wie sollte das hören
Die laute Welt!
In Nächten und Tiefen
Spinnt das Leid.
Sein Alter aber
Ist Ewigkeit.
| |
[pagina 239]
| |
En zeer eigenaardig werk is ongetwijfeld ‘Das Lustwäldchen’Ga naar voetnoot(1), eene verzameling galante gedichten uit den Baroktijd, bijeengegaard door Franz Blei. Ofschoon namen als Christian Hoffmann von Hoffmanswaldau, Joachim Beccau, Wittekind-Koromandel, enz., daarin voorkomen, is de poëzie niet al te sterk. Veel interessanter is het kleine, kultuur-historische overzicht, dat het werkje ons geeft. Wij kunnen ons gelukkig achten, niet meer in zulk een oppervlakkigen tijd te leven als die, waarin deze gedichten ontstaan zijn. Worden heden ten dage nog gedichten in dit karakter geschreven, dan hebben zij ten minste dit voordeel, geest te bezitten, hetgeen men bij de ter bespreking voorliggende geheel en al mist. Voor boeken- en letterkundige zeldzaamheden-liefhebbers heeft het daarentegen eene erkende waarde.
Alwis Rossbach
Rudolf Heubner: Juliane Rockox. Roman aus der Zeit der niederländischen RenaissanceGa naar voetnoot(2). Uit dit boek klinkt de hooge lof onzer Nederlanden in de 16e eeuw en het is als dusdanig voorbestemd om door alle duitsch-lezende Vlamingen en Hollanders gretig worden ter hand genomen. Ik verwacht ook dat vandaag of morgen een onzer vooruitziende uitgevers er eene nederlandsche vertaling laat van bezorgen. Want dit boek is voor ons volk nog meer dan voor het duitsche geschreven en het geeft zelfs wat treurnis te bedenken dat wij het prachtig materiaal dat toch van ons is zoo voor de voeten hebben laten weghalen door een vreemdeling. Maar wij moeten hem dank zeggen, want hij heeft onze Nederlanden begrepen. De Roman van Rudolf Heubner is het liefde-verhaal van twee groote zielen: Juliane Rockox en Kornelius Valckenisse, twee edellieden uit het rijke Antwerpen van Keizer Karel. Die twee hoofdpersonen zijn opgewerkt tot waarachtige symbolen van het ongebreidelde gemoedsleven dat de nieuwe levensopvatting der Renaissance, na de ingetogenheid der middeleeuwen, onder de menschen had gebracht. Zij vinden elkaar door de uitstraling van hunne sterke persoonlijkheid, zij bekampen elkaar uit hevig levensgevoel en hooge trots en zij vinden elkaar weer in eene apotheose van geluk. Heel de ontwikkeling van dat diepe, innige, onstuimige, passievolle gemoedsleven gebeurt op den achtergrond van den kleurigen tijd der Vlaamsche Renaissance. Het eerste hoofdstuk is de blijde intrede van Keizer Karel te Antwerpen, met plechtigen stoet en praalbogen en de bonte wemeling van volk door de | |
[pagina 240]
| |
straten. In den avond is er banket en dansfeest bij den burgemeester Van Liere en branden de pektonnen en sist het vuurwerk op de Groote Markt. Wij komen in de prachtige patriciers-woningen van Juliane Rockox en in het stemmige huis van den humanist Cuypers die over de grieksche schrijvers gebogen zit of wandelt in zijn hof onder de rustige gaanderijen. Wij leeren het landleven kennen van den tijd als Juliana Rockox en Cornelius Valckenisse, gehuwd, hun eerste liefdedagen gaan doorbrengen op het landgoed van Veen in Vlaanderen. De hofhouding van Margaretha, de gouvernante der Nederlanden, wordt ons voor oogen gebracht op den Koudenberg te Brussel. Een van de stemmigste deelen van het werk is misschien wel dat waar het krijgsleven van toen wordt beschreven als Keizer Karel zijn krachten heeft samengetrokken rond het kasteel van Audenaerde en van daar zijn verkenningstochten uitzendt naar Frankrijk en tegen koning Frans I. Alhoewel, in 't algemeen, een juiste kennis van den tijd aan de samenstelling van het boek ten gronde ligt wordt hier en daar toch wel soms de echte lokale kleur gemist. Ik weet niet of bij de boeren van Keizer Karel de spreuk ‘in Vlaanderen Vlaamsch’ zoo algemeen bekend was. Het rederijkersfeest op het Vlaamsch Hoofd over de Schelde schijnt mij ondanks zijn leven en beweging niet echt. De beschrijvingen van Antwerpen en Brugge doen soms denken op het Antwerpen en het Brugge van tegenwoordig. Het is alsof de schrijver hier eenigen tijd in ons land zou vertoefd hebben en al wat hij zag van pseudo-oude gebouwen voor echt zestiend-eeuwsch heeft gehouden. Maar de algemeene indruk blijft goed. De geest van het land is wel begrepen. Feestelijkheden optochten en samenkomsten, dat is toch wel het echte van deze streken en kleurig heeft Heubner het alles voorgesteld. De twee hoofdgestalten zijn scheppingen van hooge waarde en daarrond bewegen zoovele mindere figuren, elk met zijn eigen aanschijn en persoonlijke taal, zoo dat wij heel het denken en doen en leven van den tijd te zien krijgen. Als kunst zal ik zeggen, dat het werk beneden de beschrijvingskracht blijft van onzen Van Oordt, maar de Romantiek van het verhaal is veel boeiender, en zal aan het werk een blijde levenstocht verzekeren.
Jozef Muls |
|