Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche ArbeidKunstkroniekAEsthetika: IV De Schepping.I ErkenningIndien wij erkennen, is er iets te erkennen. En indien er iets te erkennen is, is de oorsprong onzes erkennen niet in dat iets (materie) doch: óf in ons zelven of buiten ons. in ons zelven: dit is niet, zooals wij 't vaststelden. indien buiten ons, de oorsprong der erkenning is een in-zich-bewuste oorsprong, dus een levende, onveranderlijke, alwetende, onfaalbre oorsprong de oorsprong der erkenning ligt niet in materie, want zij heeft geen erkenning noodig, zij arbeidt zonder erkenning, zij is lijdelijk arbeidend, dus indien zelf de materie den menschlichaam-vorm kon bereiken door evolutie, zou dit lichaam lijdelijk de wetten der natuur volgen zooals de dieren doen; en niet zich-denken. Hoe erkent de mensch? met van het meervoudige tot het harmonisch eenvoudige te induceeren, dus tot een eenheid van wezen getolkt in schakeeringen. doch in de eenheid zijn dan alle schakeeringen die schakeeringen zijn dus wordingen der eenheid, dus zijn scheppingen, indien ik dus mezelven erken, erken ik mijn erkenningsvermogen, dus ben ik zelf niet de oorsprong van het erkennings-vermogen dat ik erken - want alsdan ware dit erkennings-vermogen, schakeering mijns wezen, enkel erkenbaar door anderen. Het feit dus dat ik me zelf erken zondert dit vermogen af uit mij en geeft aan dit vermogen een oorsprong buiten mij welke niet in andere menschen ligt, want allen verkeeren in 't zelfde geval als ik, die oorsprong is dus algemeen, dus één. Hetzelfde voor het gevoel, het denken, enz. Ik voel iets, dat iets is niet oorsprong mijns voelen, noch mijn voelen oorsprong van dat iets ik denk iets, dat iets is niet oorsprong mijns denken, noch mijn denken oorsprong van dat iets | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er ligt daar tusschen een determinante, erkennings-arbeid, ik zou zeggen, een atmosfeer des erkennens waardoor ik met erkenningszin erken, terwijl hetgene ik erken beeld is (dus momenteel op 't oogenblik der erkenning stilstaande vorm) dus ik erken dòòr een oogenblik van dood, dood van iets, sterving van iets, dus voortdurend levend sterven en stervend leven van iets, dat één is in 't Heelal, dat tevens oorsprong, einde en midden is van erkenning.
dat daad is door zichzelf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II Daad
daad is dus volbrachte wil wil is oorsprong en wet der daad, de wet is de oorspronkelijke wil of de wil des oorsprongs, of de wil in den oorsprong, de kracht tot volbrengen der daad is in den wil dus de wil schept de kracht der daad wil is dus bewust begin van kracht dus oorsprong van kracht, en kracht is gevormde macht, de eerste scheppingsvorm nààr den geest, dus, daad van scheppings-vermogen dit eenmaal begrepen zijnd is de aldus bemachtigde bestand te scheppen alle vormen die hij wil, zelf zijn eigen vorm van verwezenlijking en openbaring in de schepping waarin hij verkiest zijn geest tegenwoordig te geven aan de erkennenden. stof-materie is stilstaande beweging de beweging der stof is harmonie in drie richtingen door-elkaar, dus volmaakt leven is beweging in 't oneindige dus stof is oneindige stilstand van beweging (mouvement Brownien) al wat oneindig is kent zichzelf niet, is dus onbewust van zichzelf al wat onbewust is van zichzelf heeft zijn bestaans-oorsprong niet in zich,
de stof is onbewust
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordig is in 't onbewuste tenzij bijzakelijk als kracht dragende 't onbewuste, zooals de moeder draagt haar kind, - bewustzijn in stof heeft zijn oorsprong niet in stof, doch in het vóor-bewustzijn der stof, dus is de mensch wêerschepping van 't bewust-zijn in stof (vleesch)
dus is stof, noch is in stof, geen geest stof is een mekanisch begrip van geest, dus naar den geest onafhankelijk van den geest stof is dus af-geest geest zich volkomen erkennende buiten de stof is volkomen bewust geest zich onvolkomen erkennende buiten de stof is onvolkomen bewust geest zich erkennende in stof is nog onbewust in zooverre hij in stof zich erkennen moet geest erkent geest volkomen en volmaakt door geest en in geest geest is zin der waarheid: zin is zijns-vorm hebbend doel in zich
de stof is volkomen dood tegenover den geest dus volmaakte dood van geest dus volmaakte scheppings-daad tegenover den scheppings-geest alle daad is onbewust tegenover den geest die haar wil en volbrengt, dus dood; - behalve de daad der zichzelf-erkenning, het woord, dat scheppend is door generatie nààr den geest in de geesten door ge-waar-wording in geest. alle daad die levend is is dus schepping van het woord dat zichzelf erkent, niet door de daad, die a se dood is, ofschoon levend in materie, maar door de weder-erkenning van zichzelf der daad in daad. daad der daad is, bewust volbrengen van iets dat scheppend is, dat dus oorsprong heeft in zichzelf, dat dus vrij is te doen of niet te doen en de kracht heeft te doen of niet te doen. daad der daad, is dus, leven-scheppen, leven geven, zich levend geven, leven is dus, scheppende dood der daad.
den geest (dus in den volmaakten scheppings-vorm van den geest, het woord). daad is dus functie van scheppings-vorm (naar den geest, volmaakt in het woord) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
functie = in oneindige mogelijkheid verwezenlikt en verwezenlikbaar.
d.i. scheppend herlevende daad stof is dus iets dat tusschen staat
(en één scheppings-vorm veronderstelt een oneindiglijke mogelijkheid van
dus is de enkele daad welke werkelijk bestaat in functie van leven, dood. doch dood is, zich zelf-erkenning door daad dus is de daad der daad, dood, zich-stervend-zich. doch dood beseft leven vòòr dood... (dood is een zuiver concept = het niet = onbestaand) leven beseft scheppings-vorm, idee voor daad en voor dood der dood in daad idee beseft vorm uit bewuste oorsprongs-geest dus is dood, daad des bewuste oorsprongs-geest wiens wil waarheid is dus is dood, verrijzenis van geest in waarheid door dood, zijn daad dus is dood, de eenige daad des levens-waarheid. Want een daad is volledig en een taak is volbracht op twee voorwaarden
en dit bewustzijn moet een ander bewustzijn zijn dan het oorspronkelijke scheppende,
En indien aldus die twee bewustheden scheppend zijn tegenover de daad wordt de daad meer dan daad, daad der daad, d.i. zelf scheppend. bewustzijn is, zichzelf in der daad weten weten is, één-daad van geest tegenover het al van hetgeen hij weet.
het absolute weten is dus het al-weten, of, de waarheid, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zichzelf
doel is eind-oorzaak der daad oorzaak is, beweegreden tot daad daad is begin en einde van verwezenlijking het doel der absolute daad is dus zichzelf, zooniet is de daad niet volmaakt doch enkel bijzakelijk tegenover een andere daad, en zoo in 't oneindige... doch alsdan ware er geen enkele volmaakte daad mogelijk, en ware er geen enkele waarheid noch verwezenlijkt, noch verwezenlijkbaar, noch volbracht, - mensch-daad is zich bewusten uit den 3den staat van wezen (bewust zijn in onbewustzijn dat tegenover zichzelf bewust is) in den Al-Tegenwoordigen staat, het Zijn, en die dag moet ook materieel komen, vermits de tijd waarnaar wij oordeelen, als menschen, eindig is, dewijl elk zijner stonden, dus ook het geheel, eindig is - want iets dat in zijn verdeelingen eindig is, is ook eindig in de summa zijner verdeelingen. - onbewustzijn dat tegenover zichzelf bewust is, dit is de toestand van geest des mensch, dit is dus geen volmaakte daad, want de volmaakte daad is
volmaakte mensch was, zou hij de éénige ware mensch zijn, en al de andere menschen zouden per se niet bestaan, of zijn als dieren tegenover dien mensch nààr den graad van bewust zijn, er zou maar een mensch zijn in vleesch, op aarde. de mensch dus geen volmaakte daad zijnd is ook niet oorsprong van zichzelf, noch begin en eind-oorzaak van zichzelf. doch hij is de dood eener daad die volmaakt is en die zichzelf bewust kent door de opzichzelf bewuste onbewustheid des mensch, de schakel tusschen beide is wederom schepping, levende dood; en het getal daden tegenover de volmaakte daad is oneindig mogelijk naar vormschakeeringen (geesten) alleen het zijn is, zuiver scheppen, d.i. daad aller daden, d.i. scheppen kunnen zonder materie, wezen naar wil en gril in alle vormen die men wil, weten wat men wil, voelen, zien, hebben, kunnen, zooals en wat men wil, dus (alle vormen wezen in daad bewerkstelligd als men wil, en het wezen der vormen zelf wezen in daad, d.i. zichzelf in daad-vorm noemend vermenigvuldigen naar alle beliefte en goeddunken, dus denken in daad, voelen in leven | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weten-scheppend; d.i. ontvangen eigen conceptie tot daad, d.i. door eigen wildaad volmaakt wezen in alle begeerde vormen, zonder materie zich scheppen of iets scheppen in materie erkennend erkenbaar voor en door andere materie, ook erkennend en erkenbaar, dit is de dracht, kracht en macht van het woord zijn, dus is zijn macht, dracht, kracht aller woorden - aller vormen gedragen door de macht des woord zijn in werking. wij hebben dus door de schoonheid (maagdlike ontvangenis-vorm) de waarheid ge-isoleerd. De waarheid dus op zich zelf zijnd moet zijn tegenover zichzelf dus
dus is de waarheid één, ofschoon zichzelf zoo menigvoudig-persoonlijk erkennend als zij 't wil dus staand onafhankelijk tegenover zichzelfGa naar voetnoot(1) doch welke is dan de oorsprong dezer erkenning van waarheid door zichzelf? de oorsprong dezer erkenning is de oorsprong zelve der erkenning, de geest der scheppende generatie der waarheid de erkenning vereischt twee onafhankelijke bewustheden die door den zelfden geest elkander bewust worden, doch de waarheid is één, zegden we dus zijn die twee zich onderling erkennende bewustheden één waarheid in generatie zooniet bestaat de waarheid niet op zich zelf, dus bestaat niet, en dan bestaat er niets. De waarheid bestaat door en voor zichzelf, want geen mensch schept de waarheid. Schepping is dus wording van waarheid in daad.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of het innerlijk vuur der aarde doovend, en de aardkorst krimpend zullen de vastelanden in storten of de zee zal alle oevers knagen tot de vereffening aller landen, allengs verzinkend in haar schoot, niettegenstaande de dam-werken der menschen want de zee blijft zuivere kracht en de aarde ontaardt met de menschen die haar bewonen en allengs vernielen en dan zullen weêr de wateren alle aarde bedekken. ziedaar het materieel-logisch einde der wereld. dus is de waarheid buiten al dit vergankelijke.
(Wordt vervolgd) Emiel van der Straeten |
|