Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 421]
| |
IGezegend wie zijn wonden zoent
met liefderijke lippen
en nimmer laat trouwlooze zucht
zijn bleeken mond ontglippen...
Gezegend wien de pijn kastijdt
met ongemeten slagen,
wie zwijgend-blij Gods lichten last
in 't arme hart leert dragen...
Gezegend wie zijn leed omarmt,
kan vreugd uit droefheên ziften,
wie deelt met trouwe zuster smart
zijn eigen offergiften.
Gezegend wie Gods beker dronk
bij 't bitter maal geboden
en nutte in blanken morgenstond
Zijn koninklijke Brooden.
Gezegend wie zijn wonden zoent,
en zoent de pijnend' Handen,
en, jonge knaap, reisvaardig staat
voor d'overluchtsche landen...
| |
[pagina 422]
| |
IIO knaap! Gods uitverkoorne,
'k breng u mijn vroom bezoek
en 't eigen smartenboek,
in pijn herboorne.
Gij liet me uw vruchten deelen
uit zoomren, zonnigwarm,
en noemdet mij, zóó arm:
ook uw gespele...
Gij zalfdet zoet mijn wonden
jonge Samaritaan.
Mijn hart heeft nu voortaan
zijn troost gevonden.
God zeegne u dus, en were
de pijn die u besloop,
dat ze u, mijn blijdste Hoop,
o knaap, niet dere...
Gery Helderenberg |
|