Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 329] [p. 329] De Molen van ‘Rikke-tikke-tak’ In 't Kempisch land van zingend zand daar vlieten klare beken en schuiven voort doòr molen poort en malen 't graan der streken. de stroom komt glad en stort op 't rad dat draait in hel geschater, de beke schuimt en Iris pluimt in waaier over 't water. het rad tikt rond en 't water komt gepereld af de planken in zilverval en rinkelschal van regenende klanken. de molen kriept, de zwaluw zwiept en muggen dansen dronken; de duiven zijn in zonneschijn op 't dak en ronkend pronken. [pagina 330] [p. 330] het rad tikt rond de molen gromt over zijn werk gebogen door d'open baai met 't rad in zwaai blinkt heidehemel hooge. de molen staat en 't water gaat sinds eeuwen door de raadren, hoe menig jaar al maalt hij daar als d'herfst verguldt de blaadren; het rad tikt rond als iedere stond daarbinnen in den molen op 't uurwerk groot met 't hoofd der dood in d'eiken kast verholen; het rad tikt rond de maalder komt in 't lommer zijner olmen, hij neder zit, met klompjes wit, op 't bankje oud-vermolmend; [pagina 331] [p. 331] hij ziet in 't rond van d'avond stond de purpre vlokken varen en 't rad dat plonst en vlokken donst van schuim als zilverblaren, die glijden mêe op water-vrêe als bloemen door de weide en 't molen rad maalt gouden schat in stille avond-heide. E.v.d.S. Vorige Volgende