wetsche zielsontleedkunde en zijn karakterlooze karakterteekening... Kom, breng me den ‘mantel der liefde’. Maar toen, toen, als kleine jongen, toen ik nog niets gehoord had van taal en stijl en kunst, toen ik nog argeloos en weerloos meeging met een verhaal, en meeleefde, meeleed, meejuichte met de ‘helden’, nog heelemaal met hart en ziel opging, ónderging in een boek - toen heb ik van Conscience genoten. Dat genot kan ik nu nog naproeven. 't Is een onbreekbaar geschenk, een geschenk voor 't leven. 'k Bezit nog altijd den ouden atlas, den atlas uit de gemeenteschool, dien ik volgeteekend heb met hanen en paarden
en schepen en huizen, nadat ik gelezen had Hoe men schilder wordt. Indien ik werkelijk schilder geworden was, zou ik u nu de kamer kunnen schilderen, met de kachel en de lamp en de wieg en de atmosfeer en de stemming, waar ik op een laten zondagavond in den herfst - dag eener woelige gemeentekiezing - Bavo en Lieveken uitlas. En ik moet inwendig lachen, als ik hier op straat mijn oude kameraden ontmoet, thans kalme boeren en vaders van kinderen, waarmee ik Breidel en Leroux en de Brugsche Metten en den Guldensporenslag heb vertoond. Conscience is de vriend geweest van mijn jeugd en hij heeft van mij een vlaming gemaakt. Dat zal ik nooit vergeten en 't zal me hinderen zoolang ik leef, dat iemand kwaad zegt van hem. Wij, nuchter en kritisch geworden menschen, wij kennen zijn feilen en tekortkomingen. Goed, laten we die kennen maar zwijgen we erover, en ieder houde Conscience in eere. Conscience was, bij al zijn gebreken, een groot man en een goed man. We hoeven ons geenszins over hem te schamen. Conscience is goed gezelschap. Ik gun aan al onze vlaamsche jongens en meisjes dat ze hem tot vriend