Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche ArbeidKunstkroniekAesthetica. - De Hoogste Schoonheid.I TheorieDe aesthetiek is de wetenschap der kunst. Bepalen is: voelbaar maken voor het verstand, of aanduiden de afstand van iets tot de waarheid of terugdenken naar de oorspronkelijke waarheid van iets. Kunst is voor den mensch: verbeelding van gevoelde waarheid. Verbeelding = vertegenwoordiging, verwezenlijking, verwerkelijking door verplaatsing van geest in den tijd-materie.Ga naar voetnoot(*) Gevoeld = waargenomen door hér-schepping der materie. Waarheid = God. Materie is: hetgeen wij kunnen weg-denken of dóór-denken. Wat is alsdan de schoonheid? ‘Splendor veri?’ ùber-definitie, dichterlijke opvatting, want waarheid is door zichzelf schoon, en er is geen schoonheid boven de schoonheid der waarheid. ‘Aequalitas numerosa?’ Pythagoraeische materialistische aequatie van... niets. ‘Schakeering van wezen?’ - ja, indien ook alle wezens werkelijk schoon waren. Wat is dus schoonheid? Harmonie der vormen, levende voeling van waarheid, ontroerende waarheid, bevallige waarheid, plastische waarheid, volmaaktheid der daad, ontroering der materie, immaterieel-schijnende materie, enz., zoo kan ik honderd bepalingen vinden. Is er wel een bepaling mogelijk? want, indien er een bepaling mogelijk is moet de schoonheid bestaan op zichzelf, en de mensch moet een zin der schoonheid hebben, zooals hij een zin der waarheid heeft: de geest (intuitie) niet als zuivere rede, doch de geest gezuiverd van materie; niet de rede dus, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar de ziel (de zuivere rede is een on-waarheids-vermogend orgaan). Elk tijdperk des menschdoms zal aldus zijn adequate bepalingen vinden, volgens het weten des geslachts. De absolute schoonheid is: zich-scheppende waarheid. Hoe meer ik spreek over schoonheid, hoe minder ik haar bepaal, en hoe meer ik denk aan schoonheid hoe minder ik haar bepalen kan. De hoogste schoonheid der materie is het volmaakte mensch-lichaam, als appollinische schakeering: de jongeling, als dyonisische schakeering: de Maagd. Zoo ook op geestelijk gebied, en de kunstenaar, indien hij door arbeid zijn volle kracht bemachtigt, geniet deze beiden. Schoonheid is harmonie van vorm? ik besef deze bepaling. Doch vorm is: beeld eener idee, harmonie is één-klang van wezen met...? De vorm kan geboren worden te gelijk met de idee: dit is schepping. Want de vorm op zichzelf bestaat niet tenzij als idee, en de idee is oorsprong van verwezenlijking. De materie is niet, de materie wordt, aldus is de hoogste schoonheid niet begrepen in de materie, tenzij als harmonieuze wording; doch dan is die schoonheid de harmonie van steeds wisselende vormen, en kan niet bepaald worden door materieele waarheid, vermits waarheid een op zichzelf zijnd bestanddeel doelt; aldus kan degene welke materie is, of ten deele materie is, geen enkele andere bepaling der schoonheid dan eene ideale, en dus niet bepaalde noch bepalende waarnemen. Doch alsdan: welke is de oorsprong dezes ideale vorm van schoonheids-waarneming? de schoonheid zelve: de ziel-schoonheid: de waarheid. Ik bewijs aldus dòòr de schoonheid het bestaan op zichzelf der waarheid. De Natuur (hetgeen wij zoo heeten) gehoorzaamt aan EEN wet, welke wij niet gevonden hebben, doch welke in ons is: deze wet ware dus de éénheid aller ideeën welke we beseffen en ontdekken kunnen in geest. Doch alle mogelijke ideeën veranderen niets aan het wezen der materie, - al onze ideeën zijn schakeeringen van geest, niet van materie; - wij kunnen geen enkele idee in een bepaalden vorm vatten, omdat alle vorm wisselt, de vorm onzer woorden zoowel als de vormen der natuur, en waarheid is de vorm der éénheid aller ideeën, aldus kunnen wij ook als menschen tot geen waarheid komen, indien onze geest uit materie gesproten is, of schakeering, of zich-erkennende materie of door materie erkennend is: ook zouden wij niet tot het enkele begrip waarheid hebben kunnen komen, indien de waarheid niet buiten de materie bestond, want het erkennen geschiedt van uit hooger bewustheid en niet van uit lagere in richting der hoogere bewustheid. Er is dus een waarheid, dus ook een schoonheid buiten de materie. Doch die waarheid, om waarheid te zijn: d.i. logisch met haar zelven moet kunnen erkend worden door allen die haar kunnen denken: en zij zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
best erkend worden door den volmaaktsten vorm van materie welke haar volmaaktst erkennen kan: dus door den mensch. En daar de vormen (hetgeen in schijn wezen is) gedurig wisselen moet die waarheid, niettegenstaande, erkenbaar zijn in al die vormen: - het woord waarheid is dus de idee al dezer mogelijke erkenningen, zooals het woord boom, idee aller mogelijke gestalten en soorten van boomen; doch een idee is dus een erkenning van éénheid, een vorm van wezen, doch een vorm bestaat niet door zichzelf: een vorm is beeld eener gedachte: dus werd die vorm eerst gedacht. Door wien? dóór den mensch? neen, vermits hij de erkennende is en niet de oorspronkelijke uitdenker dezer idee. Door wien dan? Zoo ook de schoonheid: als idee van alle mogelijke schoone vormen. Schoonheid is idee der waarheid (idee-eenheidsvorm van alle mogelijke vormen, verwezenlijkingen) dus schoonheid is de vorm der waarheid.
Schoonheid voor elken mensch is -
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus is kunst niet immer schepping van schoonheid doch kan ook schepping van onwaarheid en dus onschoonheid als kunst beschouwd worden: geloofd worden als zijnde kunst: doch dit geloof is wan-on-geloof, mijn definitie bevat het hoogste idealism en het diepste realism; materie wil en zoekt materie, geest wil geest, het hoogste ideëele in alle mogelijke materie: daarom is zij waar. Schoonheid is de vorm der waarheid en de waarheid heeft maar een vorm die schoonheid is: daarom moet elk kunstenaar zijne arbeid als materieele schikking louteren tot dat hij den vorm schoonheid zijner waarheids-idee heeft gevonden; de ideale kunstenaar beeldt samen in één wenk waarheid in schoonheid d.i. in den scheppings-vorm. Schoonheid wordt dus eigenlijk een zinlik-tastbare-idee in het waar kunstwerk, idee welke min of meer intens leeft zooals de menschen zelf; idee-ziel, welke niet in de woorden ligt, als materie, doch in de schepping, als geheel. Doch de schoonheid is niet ontleedbaar, want zij is niet organisch, - zoomin als een ontroering, zoomin als de waarheid zelve, substratum der schoonheid. De poëzie mildert de schoonheid, is gezellinne der schoonheid, zooals de warmte verzoetend het licht; poëzie bezielt de schoonheid; poëzie ontvangt de waarheid. De schoonheid kan gezegd worden in beelden, doch niet in gedachten, niet in bepalingen, en theoretische bewoordingen want deze sluiten de schoonheid zelve uit, en eene bepaling der schoonheid om waar te zijn zou moeten zelf schoon zijn, immers? en schoonheid bepalen door schoonheid is: kunst en geen wetenschappelijke filosofie. Dus: een bepaling der schoonheid als leer-stelsel is onmogelijk, wie schoon is weet en voelt wat schoonheid is, wie niet schoon is of voelt, zal het nooit kunnen in abstracto weten of voelen om het te bepalen. Daarom maak ik geen stelsels van schoonheid, - wie kan dat zonder haar te bezoedelen, schoonheid in aequatiën, of geometrische voorstellingen besef ik niet, de schoonheid zijnde een schakeering van individueel wezen, daarom behoort al wat de ware kunstenaar schrijft tot de leer der schoonheid, omdat al wat hij schrijft zijn wezen herschakeert in woorden, welke oorspronkelijk zijn, daar ze uit hem geboren worden als de bloem uit den halm, zonder dat hovenierende stelsels en onkunstmatige school-kleingeest hem bedwinge, - ze zijn zuiver produkt zijner natuur, bezield door zijn geest in spontane schepping. Ik stel geen grenzen aan de schoonheid want wie haar stelselmatig bepaalt, bepaalt haar inderdaad - (zoo be-palen doet men in moerassen): alle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vormen vervelen vroeg of laat, behalve de ééne adequate volmaakte vorm van waarheid. Ik zeg wat schoon is, en hoe mij de schoonheid der waarheid tegen-schijnt, de waarheid komt tot mij, ik zeg haar zonder waarheid, geen schoonheid zonder gedacht, geen schoonheid, want hoe kan schakeering bestaan indien het substratum der schakeering niet bestaat? zonder ziel geen schoonheid, want de schoonheid der materie is passief, lijdend, moet dus gevoeld, gezien en beleden worden. Zooals zonder geloof geen waarheid, zonder bezieling geen schoonheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II ToepassingMen moet steeds dòòr de woorden als door een oog de doorschijn der waarheid zien en dit is onvermijdelijk want schoonheid zonder waarheid is als mat-dood glas waarop enkel nevelgedaanten schaduwen. 'k Zou zelf onwaar zijn indien ik beiden onafhankelijk bestudeerde, want schoonheid is verbeeldde waarheid, levend door het gevoel; degene die recht-zinnig is doorschouwt de waarheid. de kunstenaar is een stem van waarheid hij is begeesterd = werktuig van den geest der waarheid de begeestering moet zuiver zijn, - schadelijk voor den kunstenaar is dus alle kwade voeling welke de drift zijner materie opjaagt of zijn rechtzinnigheid stoort, zijn zuiver wezen, b.v. belang, haat, wraaklust, gram, enz. Hij late leven het verleden dat in hem is, hij tolke de tijden die hij doorleefd heeft, hij voorzegge zijn voeling der toekomst, zuiver, zooals hij weet, verneemt, voelt, conceptie-droom = openbaring, herschepping van 't verleden in den kunstenaar, in den kunnende en waarnemende, die conceptie-droom is werkelijke waarheid. Hij bezitte zoodanig de techniek zijner kunst dat de conceptie van den geest in hem rechtstreeksch geschapen worde in de woorden, kleuren of klanken hij weze almachtig in techniek; de techniek is enkel receptief, dus bijzakelijk; zijn verbeelding scheppe 't beeld op 't zelfde oogenblik dat de geest in arbeid 't gedacht baart, zooniet beantwoordt het beeld niet aan de gedachte, en is niet het zuivere ware zinne-beeld dezer gedachte.
de tijd verzwakt of verandert de gedachte, de tijd mag niet bestaan voor den kunstenaar, welke waar is (inderdaad bestaat de tijd ook niet). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zuiverste taal (oorspronkelijkste) bereikt de hoogste kunst, de schoonste waarheid, de gedachte is: de verkondiging van waarheid, poëzie is: haar maagdlike ontvangenis de heldin der poëzie, mijn geestGa naar voetnoot(1) heeft haar vernomen, in het geheugen van 't verleden, dat in ons berust en herleeft in onze verbeelding, zag ik haar.Ga naar voetnoot(2) Er zweven soms gedaanten door het zwerk
van dichter brein, zoo hoog, als in het blauw
op aard, een avondwolk gekleurde vlerk
van Westerlicht, een rood en purper schâauw
komt schuiven over 't levend groen, door 't perk
der wijde ziel hun schoonheid daalt als dauw,
kristallend waarheid op 't gedachten werk
in fonkel klare regen droppel lauw, -
gevallen uit die onbereikbre wolk;
zoo zie 'k in 't dichterwoord, dat spiegel-tolk
is van het ruim waarin 't verleden zweeft,
ook Al de schoonheid, zoo in perels beeft
al 't licht der zon, in zeven voud'ge gunst
godlike stralen: oorsprong aller kunst.
'k Hoor in den stillen kalmen nacht een zang
een koor van maagden of een koor van helden
en luister... in herinnering nog vang
der stemmen galm, doch 't lied kan ik niet melden.
Was 't in den maneschijn een jubelklang
van zielen-rei verlost uit aardsche velden
was 't een legende-sprook, vergeten lang,
zooals er d'ouderlingen me vertelden?...
Het leven zelf schijnt soms zoo'n vage
herinn'rings-zang, en gaand door 't heden, trage,
verneem ik d'echo van die godlikheid
waarin ik vroeger was, ik hoor dien zang,
een droom van zang en wordt zoo schielijk bang, -
maar 't lied verkwijnt in verr' oneindigheid.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo luister 'k maagdlikheid in 't hoofd uw zingen
als 't leven eener ziel in 't vleeschlik leven
als zang in zee, en wind in 't woud, als 't zwingen
van englen die door 't zwerk der heemlen zweven.
'k Hoor dan de beiaard mijner woorden klingen
van haar gefluister, 'k zie haar beeld gedreven
door mijnen hemel, of in witte ringen
haar zangren-reien slingren door de dreven.
En 'k luister: in de verre blauwe nachten
der eeuwigheid waar sterren zijn geboren
is 't immer haren zang dien 'k hoor; en 't wachten
schijnt alreeds d'eeuwigheid; verloren
op d'aard die ons niet kent, wij steeds verwachten
haar wonder dat ons waarheid zal ontgloren.
Is zij de wulpschheid van den geest, bemind
aleer ze beeld wordt in het krachtig woord
omhelst g'haar drift'ger dan met aardschen min
de maagd wier schijn uw leven heeft bekoord?
Is zij in u, zijt gij in Haar? ge vindt
geen antwoord dat uw vreemde vraag verhoort
En toch bestaat zij: door vijfdubbel zin
d'extaas' haars zijns komt tot den geest ontgloord.
Hoe stouter vraag ik roep, hoe blinder kim
is d'horizont van 't eeuwige waar de schim
van al mijn droomen langend henen toog.
Daarover kranst een glansge regenboog,
maar 't Beeld dat ik verwacht niet daagt: de Maagd,
der heem'len kim met mist schijnt overvaagd.
Dan schiep ik haar: de Maagd, de poëzie!
die eene die mijn geest beminnen mag
beschrijf ik zoo 'k in mij haar scheppend zie
hoe hare gunst met gratie tot mij zag:
een englen schaar zweeft aan en buigt de knie:
om haar gelaat dat straalt als d'eerste dag
zie aureolen kranzend leven, die
ook englen zijn: om die gestalt een rag
van schoone stralen naar 't oneind'ge gloort
alom Drievuldig en tot eenheid moort
van Waarheid, Goedheid, Levens-geest: die Maagd
is machtig als de moeder van een God
Wie is zij? heb 'k aan d'engelen gevraagd? -
kniel vòòr uw schepping luidd'hun forsch gebod.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit was voor mij de droom geworden, waarheid. En 'k bad. Volschoon zijt gij, mijn liefste die 'k in beeld
geschapen heb tot glorie van mijn geest
rond u zijn heem'len door uw licht verdeeld
in sferen uwer schoonheid: 't is een feest
voor mij u nog te sieren met een weeld
van woorden die nooit schooner zijn geweest
dan sinds hun harmonie tot zang gespeeld
op dichtren-citer uwe schoonheid feest.
'k Ben trotsch op u, o Maagd, wees goed voor mij
want ik ben mensch, ofschoon mijn woord u schiep,
zijt gij veel schooner dan ik zelf, want gij
geboren zijt uit God en mij, uit 't diep
der heem'len schiep hij 't beeld in mij, ik zei
alleen het woord dat u in 't leven riep.
o Maagd, ik kniel voor u, ik ben zoo zwak
zoo blind in 't licht, ik ken me zelven schier
hoe wel ik aan de menschen stout'lik sprak
en eigen schoon in luiden hoogmoed vier.
Mijn wezen dwaalt op 't Leven, als een wrak
der godheid, waarop naakt ligt als een dier
mijn lichaam dat begeerten wonden; brak
en wrang op 't lillend vleesch, als golvend vier
zoo heet, spoelt wee en wanhoop over mij
en gij, mijn scheppings-maagd in wolk van licht
drijft over zee en straalt uw blik op mij.
Ge vraagt meer offer steeds, meer offer-plicht
aan U, mijn maagd, en ik in doods-angst schrei
wijl g'eeuwig schoone die 'k me schiep, me zwicht.
Het einde der waarheid is het begin (de oorsprong) doch; De waarheid zwicht ons omdat we nog enkel haar schoonheid zien, haren sluier, hare poëzie, de schepping; onze materie in voort-durende scheppings-arbeid, verwijdert ons steeds van de oorspronkelijke waarheid, dewelke wij nog zinne-beeldig begrijpen in zooverre wij zelf, zuiver zinnebeeld der waarheid die we waren, haar wederzien door den schoonen sluier der zinnebeelden (symbolen). De Christenen b.v. hebben twaalf ware symbolen dewijl de heidenen twaalf hemelsche symbolen hadden (zodiacus), doch welke oneindige afstand van beteekenis en ziel-doorzicht tusschen die beide systemen. In de zinnebeelden der Christenen heeft de waarheid zich werkelijk openbaard voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wien zien kan, dewijl zich in de heidensche conceptie de waarheid niet meer openbaard dan in de huidige wetenschap. De opperste schoonheid is de geestelik-maagdlike. Zij offert liefde aan schepping, materie aan den scheppende; door haar wordt droom, waarheid, de zuivere-van-geest kan haar bevroeden. Zij is de zuiverste ontvangenis der waarheid. Niemand is zuiver van materie (als mensch) doch zuiver van geest kan eenieder zijn, en genieten, de schoonheid der waarheid. Het volk dat verbasterd is heeft ook geen oorspronkelijke taal meer waaruit het zijn ziels-oorsprong kan induceeren d.i. de woorden van dit volk hebben hun kracht verloren of de geesten die ze gebruiken hebben hun kracht verloren. 't Licht, de duisternis zijn de antipoden-zinnebeelden der waarheid; - daarom in de landen waar strijd van licht en duisternis meest zichtbaar zijn, in de vlakke landen, is ook de menschen-droom meest der waarheid nader, de uiting der schoonheid is er de sterkste; op de bergen vindt men en aanbidt men de onwaarheid liefst en vooral omdat de hoogmoed der stijgenden stijgt met hen. (vg. Bijbel, 4 Reg) de hemel is groot en de conceptie der menschen van den hemel - de weêrspiegeling des hemels in de ziel van mensch en volk - is er groot in de vlakke landen. Evenwel in Indië konden de bewoners de stralende toppen hunner bergen niet bereiken, deze werden dan in hun conceptie de tronen der goden, doch in der mate dat ze hoog op die onbereikbre gebergten gestegen waren, waren ook hun onware droomen gestegen, - tusschen hun conceptie van God en de waarheid lag hun gestegen onwaarheid, hun droom bleef beneden de waarheid, zwenkend rond haar in schoone kringen die nooit de Eenheid bevroedden, de Eenheid aller droomen, de waarheid. Meervoudig als de schoonheid hunner streek werd hun droom-conceptie der godheid; zooals er meervoudig de stroomen schoon-slingerden rond de bergen, zoo dwaalden in schoonheid-conceptiën de mijmerende wijzen die kringende stroomen tegen op en vonden de ééne bron der waarheid niet, de zon was koud op hun aardsche hoogten; de hemel rustend op het dak der wereldGa naar voetnoot(*) is de schoonste droom welke ooit menschen brein schiep ter waarheid, maar ze ontsluierden Maya, de maagdlike niet, ze troonde buiten hun bereik, ze kon niet dalen tot hen en waarheid scheppen in 't woord, ze was geen vleesch, doch droom. Dit bewijst na die kolossale poging van menschen-droom dat de mensch niet stijgt ter waarheid, maar dat de waarheid daalt tot hem, mocht hij wonen in de diepste afgronden der aarde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En als alle menschen stierven in hun bloed zou de waarheid niet geopenbaard zijn, doch stervend-zelf openbaart zich de waarheid in daad en verrijst met degenen die haar gelooven, en welker essens de waarheid zuivert door de wetten van den Goede, deze is de logica (d.i. door het woord worden der waarheid). Want de logica der menschen is droom, de logica van God alleen bestaat, zijn woord heerschend is het rijk der waarheid gesticht met de Grond-Wet der Liefde. (Wordt vervolgd) Emiel van der Straeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsch LevenProfessor Bolland en de Vlaamsche Taalstrijd. - Professor Bolland heeft den 13 Januari l.l. op een bijeenkomst, ingericht door den Antwerpschen tak van het Algemeen Nederlandsch Verbond gesproken over den Vlaamschen taalstrijd. De vurige, de bezielende kracht die van dezen buitengewonen man uitgaat heeft op mij een indruk gemaakt die ik wel heel mijn verder leven als een gelukkige herinnering zal meedragen. Ik kan niet alles voor klinkenden munt aannemen wat hij ons dien avond met onwankelbare zekerheid als volstrekte waarheid heeft toegeroepen, het is mij niet mogelijk door dik en dun met hem mee te gaan maar hij heeft daar waarheden gezegd van het grootste belang met zooveel snijdende scherpte, met zooveel beukende kracht dat ik, die er volstrekt niet tegen op zie een paar ruiten te breken, wanneer het er op aan komt ernstige dingen, die mij nauw aan het hart liggen, eens met klem te doen gelden, mij daar heb zitten verkneuteren van genot. Het was overigens een vreemd- zelfs een beetje een verbijsterend schouwspel voor den geest een Nederlander, en die Nederlander een professor, en die professor een professor in de wijsbegeerte daar stelling te zien nemen voor de Vlamingen, al werd dat ook soms gedaan met wat sneersche zurigheid, stelling te zien nemen voor de Vlamingen maar bovenal voor de Vlaamsche taalrechten Toen, nu ongeveer een jaar geleden, Stijn Streuvels in het Kunstverbond zijn lezing ten beste gaf over het onderwerp ‘Hoe men schrijver wordt’ begon hij zijn voordracht met de woorden: ‘Andere tijden andere zeden.’ De algemeene en voor alle eeuwen geldende waarheid van deze spreuk kon hij ten volle op eigen lot en leven toepassen. Zij kan met evenveel recht aan het optreden, van professor Bolland worden getoetst. Immers, ook dat laat zich niet vereenigen met het beeld dat de traditie gevormd heeft van een professor in de wijsbegeerte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wijsbegeerte, philosophie - ‘de richting van den wil op kennis en dienst der eeuwige waarheid’ schrijft dr. J.P.N. Land in zijn Inleiding tot de Wijsbegeerte. Neem die wetenschap als richting en zij is een geesteswerkzaamheid die de gevoelens adelt en het karakter staalt. Neem haar als studieveld en hopeloos staart ge naar een verblindende gezichteinder waar alles schoonheid is en licht maar die bij iederen stap gestadig voor u terug wijkt. Zij is als een kunst. Duizenden kunnen over haar meespreken en daarbij woorden gebruiken die klinken als schalmeien maar enkelen zijn er die haar hebben beluisterd, de beduidenis harer woorden hebben verstaan en aan haar hun hoogste levensgeluk ontleenen. Zij is als een kunst maar als een wetenschap tevens want ook ieder vak van wetenschap, al loopen er ook duizenden rond die het beoefenen, wordt in zijn diepste wezen maar door enkelen met helderheid doorzien. Maar onder al de wetenschappelijke vakken is juist de wijsbegeerte de boekenstudie bij uitnemendheid. Daardoor heeft de traditie haar beoefenaars gemaakt tot de kluizenaars onzer steden, tot eenzame denkers in den trant van den brillenslijpenden Spinoza. Maar professor Bolland heeft die aantrekkelijke traditie aan flarden gescheurd. Hij ook is nog wel een kluizenaar maar een kluizenaar die doet denken aan een figuur van Walter Scott. Hij is een meester op het rapier maar waarschijnlijk is de knots zijn meest geliefkoosd wapen. Ten minste daar wordt duchtig gebruik van gemaakt want strijdvaardigheid wordt bij hem krachtdadig gesteund door strijdlustigheid die geen kamp geeft en, getrouw aan eigen natuur, wel eens afweerend maar bij voorkeur aanvallend te werk gaat. Vrij algemeen worden sterke bedenkingen gemaakt tegen zulk een optreden maar het moet aan dr. Bolland onvoorwaardelijk worden toegegeven dat overdreven uitingen van overtuiging alleen door geestdrift kunnen worden verwekt en wat bereikt een mensch zonder geestdrift, zonder een ongebreidelde vereering van een ideaal? Is er zonder dat ooit iets grootsch tot stand gekomen. Een hartstochtelijke overtuiging kan nooit alleen dààrom veroordeeld worden dat zij hartstochtelijk is maar - en nu komt de kritiek op het optreden van prof. Bolland - hartstochtelijkheid voert dikwijls tot woorden en handelingen die door het rustig ontledend verstand niet kunnen worden beaamd of goedgekeurd. Daarom is zij ook even gevaarlijk als een onverstandige vriend. De rede van prof. Bolland heeft daar weer een proef van gegeven die niet geleverd had moeten worden en zijn pleidooi noodzakelijkerwijze heeft geschaad. En dat het nu juist een Bolland is in wiens metselwerk van logica zulke gapende barsten zijn aan te wijzen heeft mij verwonderd. Zijn rede had niet moeten zijn aaneensluitend als een pantser maar vast als een stalen bol waarin voeg noch naad te ontdekken is. Zulk een vast en gaaf betoog had ik heel stellig van hem verwacht maar hij heeft het heel stellig niet gegeven. Dat het Fransch een taalhutspot zou zijn, een gehakt van verknoeid Grieksch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met verdraaid en verbasterd Latijn is een stelling van juist zooveel waarde als deze dat ons Nederlandsch versleten Gothisch is met een klein beetje hopeloos verknoeid Sanskriet. Moge in zulk een beweren ook een greintje waarheid schuilen, de Vlaamsche zaak zal niet in het minst gebaat worden door dergelijke onbesuisde aanvallen op het Fransch en op den keper beschouwd komt er van zoo'n aanval met al wat zij aan waarheid in zich draagt bitter weinig terecht. Waar zoowel de Romaansche als de Germaansche taaltak in het Sanskriet stam en wortel vinden daar kunnen noch Nederlandsch noch Fransch op ongerepte oorspronkelijkheid bogen. Wel moet worden toegegeven dat wij door woordschakeling gemakkelijk nieuwe begrippen kunnen vormen maar het Fransch bezit toch ook zijn woordkettingen. Om niet te blijven bij een vage beweering zij hier een voorbeeld als toelichting geplaatst. Mal - le mal - le malheur - la malice - malicieusement - malicieux - malin - maligne - malignement - malignité. En zie maar eens wat ge kunt doen met woorden als chant - sens - mesure. Zoo zijn er genoeg woorden in de Fransche taal te vinden. Een beweering die ik niet kan weerleggen maar sterk in twijfel trek is deze dat voor de zuivere rede het Fransch eenvoudig niet bestaat. Wanneer dr. Bolland de fonds-katalogus van Felix Alcan wilde naslaan zou hij er de vertalingen in aantreffen van bijna al de werken van Hegel en de voornaamste wijsgeerige geschriften van Leibnitz, Schelling, Schopenhauer en Kant.... Critique de la Raison Pure inbegrepen. Dan moet het Fransch toch de woorden bezitten om de gedachten van die denkers weer te geven. Aangenomen nu dat de vakwoorden die in het Fransch bij het uiteenzetten van afgetrokken (abstracte) begrippen gebezigd worden voor den inboorling van niet meer dan alledaagsche ontwikkeling onverstaanbaar zijn maar dat is in het Nederlandsch juist hetzelfde. De mooie en kernachtige uitdrukking van B.: ‘het zijn is schijn en ziedaar zijn wezen’ is heel duidelijk voor hem die ze begrijpt maar verstaan en begrijpen zijn twee verschillende zaken die wel te samen moeten gaan maar het heel dikwijls niet doen. Hij die niet tot het helder besef is gekomen dat het bestaande de voorbijgaande daarstelling is van een zinnelijk onwaarneembare kracht verstaat van het duidelijk Nederlandsch van prof. B. geen snars. Een volkomen logisch feit. Het is eerst wanneer de geest de dingen begrepen heeft die door de woorden worden aangeduid dat deze in waren zin worden verstaan maar ten andere heeft de geest voor al haar gedachten ook woorden weten te vinden. Dat heeft zij altijd, zij het ook met veel moeite en na lange, pijnlijke worsteling, zij het ook onbeholpen en duister - dr. Bolland, de Hegeliaan, zal daarover weten mee te spreken - maar wat de geest denkt kan zij ook uiten. Scherp afgemeten doet de taal waarin gedacht wordt in deze niets ter zaken. Zelfs een oertaal als het éénlettergrepige Chineesch heeft aan een Lao-tsze niet kunnen beletten zich uit te spreken. En onderzoek eens goed wat hij over zijn Tao gezegd heeft. Ge zult | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
begripsschakeeringen te overdenken krijgen die alleen met het puntigste onderscheidingsvermogen te volgen zijn. Hij heeft gedachten neergeschreven die flonkeren als de geslepen vlakken van een diamant. Zij hebben ieder hun vaste kleur maar wanneer ge die wilt bepalen zal het blijken dat die taak haast ondoenlijk is. De rijkdom van die gedachten vergen van den lezer verstandelijk gevoelswerk van de fijnste soort. Dus, terugkomende tot wat ik daareven zeide, met den aanval van dr. Bolland op het Fransch kan ik mij onmogelijk vereenigen maar als kampvechter voor onze taal heb ik hem bewonderd. Hij is een Nederlander die Nederlandsch spreekt en daarbij geen vreemde woorden noodig heeft om zich te doen verstaan. Zoo'n doenwijze zou regel moeten zijn, niet waar en zij is een uitzondering - in Nederland wel te verstaan. Ik houd er niet van landgenooten op vreemden bodem lastig te vallen en namen zal ik dan ook niet noemen maar het moet er toch uit! Daar zijn sommige schrijvers tegenwoordig zoo verbazend knap dat onze taal de reuzenpassen van hun verstand niet meer kan bijhouden. Zonder Fransch, Engelsch en Duitsch te gebruiken kunnen zij onmogelijk uiting geven aan al het vernuft dat zich onder hun schedel heeft opgehoopt. Zij tooiën hun werk met de malste bastaardwoorden als een kind dat een kanten doek met roode, groene en gele kralen berijgd. Dat zij voor al die vreemdelingen de Nederlandsche woorden maar voor het grijpen hebben schijnt hen weinig te deeren. Misschien ook denken zij dat psychologisch heel wat mooier klinkt dan zielkundig, dat een artiest een veel voornamer mensch is dan een kunstenaar, dat intens, obstinaat, superieur, actueel, visionnair, hallucineerend, fair, down begrippen zijn waarvoor het Nederlandsch geen woorden bezit en die moeten worden ingevoerd als koffie om land- en stamgenooten wakker te houden en mee te doen genieten van de hedendaagsche beschaving. Ik weet niet wat van zoo'n gedoe de rede is maar het is kortaf een schande dat zij onze taal zoo vergiftigen. Zij banjeren met al die vreemde mooiïgheden als een Papoea met zijn schelpen en ringen. Waarschijnlijk vinden zij het ook veel gemakkelijker het vreemde woord, door dwaze schijnbeschaving op den vorgrond gekomen, binnen te smokkelen met het onbewust bewustzijn dat het koper toch voor goud zal doorgaan, dan hun eigen taal van a tot z te doorwerken, hun eigen taal waar zooveel klank, zooveel kracht, zooveel kruim in zit. Het heeft mij goed gedaan dat ik van prof. Bolland ten minste Nederlandsch gehoord heb en niets dan dat. Dan heeft hij nog aangedrongen op een noodzakelijkheid die ik even zou willen laten navoelen. ‘Al de Vlamingen één kant uit!’ heeft hij geroepen... ‘Denk niet aan verschil van gemoedsovertuiging waar de strijd gaat om de rechten van uw taal. Een Vlaamsche hoogeschool, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche rechtspraak zijn dingen die niets te maken hebben met katholicisme, liberalisme, of socialisme.’ Dat is eene beweering waarop niets valt af te wijzen. Zij vormt een noodzakelijkheid en een redelijkheid. Ik geloof het recht te hebben zoo te spreken. Geen Vlaming zijnde en geen katholiek ben ik zonder aarzelen voor Vlaamsche, katholieke kunstenaars in de bres gesprongen zoo dikwijls dat noodig was en mij de gelegenheid geboden werd. Ik zou het aanzien als louter domheid moest iemand willen beweren dat ik anders had moeten handelen. Handen ineen zoo vaak dat maar eenigszins mogelijk is. Dat is meer dan een voorschrift van zedeleer - dat is eene zedelijke wet. Om tot Bolland terug te komen - hij vond dat de Vlamingen hoofdzakelijk daarom zoo lang moesten wachten op wat hun recht is omdat zij niet genoeg haar op de tanden hebben. Deze onderstelling is bijna juist. Zij tasten niet genoeg door daar waar dat zou moeten gebeuren. Zooals ik schreef in mijn verslag over de Beethoven uitvoeringen van het Vlaamsch kwartet - het zwaartepunt van de Vlaamsche beweging zou moeten worden versteld. Er zou wat minder moeten worden gezongen van Vlaamsche leeuwen en van dansende leeuwen en er zou wat meer moeten worden gehandeld en gesteund. Vooruit met Vlaamsch wetenschappelijk werk! Vooruit met Vlaamsche kunst! Maar dat dan ook zij die werken en voortbrengen ook mogen rekenen op de belangstelling en vooral op de hulp van hun volk. Er zijn hier geleerden geweest die, wanneer zij een wetenschappelijk werk van degelijke waarde in 't Vlaamsch deden verschijnen daar schier geen koopers voor vonden terwijl een Fransche vertaling zonder moeite de gemaakte kosten met winst vergoedde. Is het dan te verwonderen dat dergelijke mannen zich met wrevel afwenden van Vlaamsche taalstrijd en alles wat daarmee in verband staat? Zoo iets kan een jammerlijken toestand worden genoemd en het dient aan iedere Vlaming die zich flamingant noemt als een plicht te worden opgelegd mede te helpen om dat te veranderen. Wanneer dit gebeurt is de Vlaamsche zaak gewonnen en dat zal een weldaad zijn van groote waarde voor alle stamgenooten. Maar nog eens - met zingen en betoogen zal niet veel degelijks worden tot stand gebracht. Dat is slechts een gemakkelijke en oppervlakkige betuiging van geestdrift die het wezen der zaak zelfs niet raakt al wijst zij er wel henen. Een gedachte uit zich aanvankelijk meestal in woorden, een volksbeweging begint gewoonlijk met fanfaren, tromgeroffel en wapperen van banieren maar dan komt het zegel dat waarde moet geven aan het opgestelde charter en dat stempel heet niet ‘zeggen’ maar ‘doen’!
Ruth Klop Jr. |
|