Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Cantica Dilecto Ignoto O, in zoeten zoen kastijden lieve om wie men duizendvoud duurzaam door onvaste tijden hoogen vredetoren bouwt. O in pijnende armen tillen wie me' in iedren droom betracht. O zijn zielkwetsuren stillen waar geen ander Heeling bracht. O versch bloênde wonden zalven troostend, maar met stil verwijt en met glimlach die ten halven bloeiend, breekt in Blijdzaamheid. O door wimpersluitende oogen raden of hij weet en weent hoe na liefde uur nooit vol-togen Lach met Trane' in 't Hart vereent. - [pagina 74] [p. 74] Antiphona Mijn vreugden in klinkklare lach wijd ik U, mijn gespele. Blijder dan me' ooit te hooren plach woud nachtegalen veelen. Mijn Treurnis, bleek als maan satijn op lichte Ley-valleien. Kon avondbloem dan bleeker zijn en droever, droever schreien? - Mijn angsten en mijn kommren u: zieken die tastevoeten. Mijn dagen die ál slommren nu en zerpe, in slaap verzoeten. Mijn weeën en mijn woorden u, mijn zegenrijke wonden: Ze waren en behoorden u alvoor 'k U had bevonden. Mijn loome droomen wijd ik U àl bloeiend lila-loover, Mijn armoeden belijd ik U vloeiend hun maatrande' over - Mijn zuchten en mijn beden U Gespele, wijd ik, tot de Tijde' en d'Eeuwigheden U vereen met Mij, bij God. - Gerry Helderenberg Vorige Volgende