Vlaamsche Arbeid. Jaargang 7
(1912)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Liefde IntermezzoGa naar voetnoot(*)SpanjeNa 't Engelsch-traditioneel bruid-bezoek te Madeira, wilde Egon als pelgrim - wedergeheugend den cursus zijner jongere studieën - voor Hilda aangename inwijding tot kunst en geschiedenis, - de rond reize der blauwe Midlandsche zee zeilen. Djebel-Altâh, de rots der intrede, Djebel-el-Tarik rots der geschiedenis, sphinx-rots der tijden, der geschiedenis, der natuur. Intrede des Oceaan, der blauwe Oceaanmaagden: de golvenreien: daar ruischt nog goudig-blauw overdag, zilver-suizelig 's nachts hun legende: toen eens van grauw Europa naar 't blanke Afrika, ondermijnd door 't eeuwenlange golf-gevlei, plots doorgekapt langs de kusten der kontinenten, de heele rotsdam tusschen Midland- en wereld-zee in den kuil der Oceanen stortte; en de twee rotshoofden, Calpe en Abyla, Djebel-Altâh en Septa, Gibraltar en Ceuta, sphinxen der natuur-omwenteling reiken hun vragende rotshoofden naar elkander boven over de blauw-doorstoeiende wateren; wijl Egon aan Hilda de natuur-legende verhaalde, in de helderblauwe lucht- en zeemarmering des morgens, tooverde zich Hilda en meende degelijk, bij hun blank aan-zeilen midden door de zeestraat, langs de bogende blauw-hemelen, naar de wederzijdsche gulden rots-hoofden, de kristal-schijn te zien der opgoudende zon in de doorzichtige bovendampen van zee-lucht: een immens regenboog, rood-groen-purper-pilarend, met de kleur-nervuren der licht-ontleding, op d'Hercules-kolommen: op de puilende goud-bultende zee-wachten, blikkend naar elkander over 't blauwe zee-spel in morgen-bries, en naar 't blanke zeil waarmêe de golven speelden onder geleidde der winden: naar 't uitstralend oostergoud, naar d'even groene dan wêer donkerblauwe | |
[pagina 60]
| |
einder-hemelen met gouden opgloei boven de landen der belofte. Egon's beleerde legenden-tolking vond geen uitleg aldoor 't menig-bediedende van hunne zee-invaart, de glorievolle beteekenis van de vluchtige zonne-boog, fel-hoog gekleurd rond den hemel, vaporeuzer afbogend in de klaarblauwe kimmen, waaruit de twee rotsen: de hoofden der kontinenten: als grond-bouw tot een hemelend gewelf, klein-gebukt en overlast bleken door de slanke vracht der hooge regenboog-koepel. Hilda beeldde zich dan Egon's verhaal als d'opgolvende legendezang der blauwe baren, die veel wisten en in de waterdiepten veel behielden en overblauwden dat eens leven en ziel had, - en liefde, dacht Hilda, - of eens beschaving voerde: koning en slaaf, koopman en banneling, krijger en roover, op schip of zwalpend reddingsvlot; en Egon zei dat nog heden gansche stoom-schepen spoorloos uit 't verkeer gemist werden, waarvan geen lijk, geen boei de onheilstijding naar de kusten vlotte; Djebel-Altâh: rots der intrede, vervolgde Egon, intrede naar dit overzeesche Museum waar, langs de monumenten der kusten de reiziger het zeil laag spant om trager te genieten door de klare luchten, al de maren, legenden en wêergalm van wegruizelend beschavings-rumoer, de doodsche wêerblik op laatste rots-plastiek der gewrochten en land-omscheppingen van grootsche volkeren; Museum aller heerlijkheden in omscharende glorie van verleden roem en arbeid en drift; ze streden op 't wijde zee-perk, hun onderling neutraal-veld, hun gemeen vaderland, immer open, immer bereikbaar en vrij, waar de veroveraars 't zeil der aangevaren vijand-schepen in zege-wappering golven lieten door d'avondwind: de gunstige Embatés of Auster, naar den triomf-welkom in 't Vaderland, wijl 't beweeglijk-blauwe slachtveld den machteloozen tegenstrijder inzwolg, begroef en verslond; En ten einde de wêerzijdsche gloriekusten in klein-Azië waarboven nu in vóórbodende dag-pracht, een gulden lichtkoepel de dageraad-belofte over de wereld uitschemert; te Bethlehem vieren we onze Christmas-legende. Hilda was ontroerd: 't zal heerlijk zijn, voelde haar jong hart, opgefrischt sedert Madeira door al die natuur-wonderen in kristalluchten die 't oog doen schitteren en blinken; over zeeën, in 't oog wêerblauwend van diepten waarin de goud-straling glimmert en bliksemig schimmert op wegsparkende zilver-schubben en goud-vinnen. Djebel el Tarik, rots der geschiedenis, rots des datums; we | |
[pagina 61]
| |
kruisen de vaarwaters, verhaalde Egon, de waterwegen der volkeren in wereld-oorlog, Carthago naar Rome, Vandalen naar Carthago, Arabieren tegen Christenen, Mooren tegen Arabieren; In Hilda's geest spookte een lichte vrees voor schielijk aanzeilen over dansende zilverkruinen der blauwe golven en enterend sabelblikkeren op dek der woeste Berberische schuimers in rondtocht om zee-roof en slaven-vangst; - 't is lang voorbij, Hilda, de zeestraat hoort ons, Engelschen, nu toe, alles is hier rustig; de laatste Mooren uit Andalusiën, welker sneeuw-hoogten daar-vér in 't zonnegoud rozig en blauwig opschemeren ten hemel, zijn overlang verdreven; en 'k heb gehoord dat hunne nazaten, verdrongen aldoor 't bevolkte Marokko, doolden over de schroeizanden van den Sah'ra en zich vestigden onder de heete hemelen van binnen-Afrika; 't mysterieuze van zonderling-fijn, geduldig elegant-gebeiteld kunst-begrip hunner koele woonsten siert de verlaten hoven der spaansche steden; wij hebben ze niet begrepen; en nu is hun kunst mêe verdord en uitgeleefd, ruw-verhard; de dolende Mooren in Afrika weten de schoone gewrochten hunner voorvaderen in Spanje niet: Moorsche kunst is bleek en dood: haar slanke kolom-beelding in saamleving met svelte palm-groei naar zonnig azuur der binnen-koeren, sierlijk fontijn-gepluim in zilverregen-korreling en stergesprinkel saamrellend langs 't marmer met druppel-gevonk op immer-geurende brooze bloem-kelken, in zalen waar in zwijgend-violet avondschemeren nog melankolische echo doolt van Moorsche Rhapsodiën, bleek als 't ivoren voorhoofd der zingende maagden, bleek als 't tinblauwige mane-lommer onder de galeriën: de Rhapsodiën der onbegrepenheid, de omsluierde-ontsluierde muziek met afgebroken melodiën over-tonend in stilzang of baskoor, zoo de wind der wouden in kruin gefezel en laag-roffelig bladerstoren,.... en men weet niet waarheen de wind droeg al de verleden melodiën... Onachtzaam grijpt een nieuwe voos door d'afdeunende onvoleinde zangwijs op sneller trippel-stap van dansende kraakzijden brodekijnen; ronde armen zwaaien, robijnen pinken in 't zwart-zachte en têer-schaduwig van 't diepe oog der danseressen onvolzongen, wijl met een vragend omhoog-slangen glinstert hun zilvere arm, staakt hun aandriftende maatpas; - de armen, met fluweelige gebaren ronden nêer om 't gouden lichaam; en 't koor, ontzenuwd, steunt nog een grillig tril-gefluit en stil-schellende | |
[pagina 62]
| |
tamboerijn-slag, de voetjes roeren schier door 't nervig omspannen der zijde, d'oogen rusten; de begeleiding tokkelt op en af in octaaf wijl de zang in vreemde harmonie stijgt, schatert, valt op een tril, wipt met een opsparklende sisser-regen verloren naar 't onhoorbre... Nog verneemt men zang en droomt dat het de wegsprinkelende, ten hemel-spattende toonleiding of d'echo is: 't zacht geween der fontein in 't witte koerruim: perel-regen af een glas-palm nêer-fonkelend in dauw, kristaltuiltje onder wit-blauw geschitter der hooge scherp-lichte mane; geen zijde manteling ruischt meer; de dunne pilaren wandelen in stilte met de schuine nacht-schijn doodsch-bleek onder de ijle gaanderijen, waarlangs hun gebeitelde rijen blauw, naar elkaar bogen...Ga naar voetnoot(1) Hilda voelde sympathie voor volkeren welker geest, welker natuurliefde en poezie kunst-schoonheid prentte in steen en teekenbeeld, en ze had medelijden | |
[pagina 63]
| |
dewijl diezelfde volkeren 't lot des vleezes ondergingen: ban-bitterheid, doodverstomming; was 't ook niet 't lot van alle liefde; van schoonheid- en geluksliefde: eisch der liefdewet? ze vroeg 't Egon omtrent het dolende bruidpaar te Madeira; zouden zij zelve ook dolen, niet meer uit genoegen, maar onder voort-zweepend onheil zooals deze volkeren ontvluchtten uit landen hunner hope, omschapen tot lust-oorden door geniaal en stadige kunst-arbeid; Egon loeg; welk een gedacht; ons Vaderland is Schotland; op ons slot der Hooglanden bereidt men reeds de ontvangst van 't bruidpaar na den winter; wees niet romantiek, Hilda. Zie: met dien stoomer spoeden wij naar de rots: onze schroef schuimend-maalt door 't blauw water; bereid u tot afvaart; wij zijn uitgenoodigd bij den bisschop Murray. Bijna vreesachtig vaarde Hilda de monstrueuze rots aan: viel ook niet die steil-bergende klomp op haar af; wikte niet dat massaal steen-hoofd naar het jacht voorover? Hilda zag naar de laatste ontwasemingen der nachtluwte, welke de morgenzon losdampte in grijze zilverige nevelkring, - als ontsnapt uit een onderaardsche ketel met ontladings-valve langs den massiev geplanten rotstoren, - tot een stoomwolke opgedreven en de zeewinden, scheurend langs en over de scherpe rotskanten, of de aansteigende winden uit Spanje's dorre vlakten brokkelden en pluisden de morgenwolk mêe, snel ontbonden en onzichtbaar over de ruischende hemel-wijdten der Oceanen; Onnatuurlijk-hard sprong de rots uit de vlakte, immer wankelend tot overtuimelen in zee, en toch leeuw-reuzig onbeweeglijk, fier: gebeitelde monoliet, beeldend Spanje's hoog- en heldenmoed, heel Spanje's ridder-drift; monument van dapperheid op eigen bodem, in eigen Vaderland, monument van een heldhaftig verleden, van ontdekkins-overmoed en opreizend uit Spanje's schoone streken langs machtige rots-bultingen, nog peilt het, hard op 't hemel-blauw, over d'Oceanen: naar de nieuwe wereld door Spaansch heldenbloed veroverd, naar Afrika's blanke verten waarheen de laatste van Spanje's vijanden afdoolden onder 't dreigen dezes rots-trofee, weleer rots-tolke hunner triomfantelijke intrede: Djebel-Altâh en 't profiel der rotsige kusten, - bezijden den bergklomp, spitsend in zee, - dubbel-wegcirkelend naar blauw-verre golf-meeren | |
[pagina 64]
| |
en voorts langs Spanje's oevers met aaneen-kurvende glooiingen; - men meent d'ingegeven aanblik van Moorsche bouw-gedachte, - deinend langs Oostersche strand-laagten van palmgroen en blanke woonsten, op-hoogend in vallei, of in stille rijzing naar bleekere gladde bergmassa's, gegrift, dooreen geëtst op de droogklare lichtlucht in blinkende weerkaatsing langs de hobbelige lijn der toppen; - Bezijden, vóór de stad ankert het jacht ter ruste; Egon wees d'Araabsche vérzichten: Spanje's schoonheid is eene bestendige erfgedachte van 't Moorsche; Spanje is relikwie van Moorsche nijver en conceptie van een verloren beschaving; zonder 't Moorsche ware Spanje een gewoon land; heel Spanje-streken zijn nog Moorsch: bleeke, schilferende, puinende, ontwijdde, overkalkte, armgeroofde overlevering van Moorsch genie. Abderame is Spanje's stichter, Spanje's eerste vorst geweest; zijn bloed relt nog, Moorsche drift adert nog in doorzichtige blauw-, rood-, zwart- en gouden- bloedgolping onder hun mat-Moorsche amber-huid; blauw-adelbloed uit Cordova is van Moorschen oorsprong: waarop heel Spanje's adel roemt; uit Cordova, Athena der Moorsche geleerdheid, waaruit, naar 't heele Mooren-rijk, reizigers de wetenschap onderwezen, langs Afrika's kusten, door den Sah'ra naar 't soedansche Tomboutou: daar vervoegend de Songhai-beschaving, ook uit 't Oosten afgedwaald, onveranderd-Mahomedaansch-trouw gebleven naar martelend-lange ronddooling over de zandzeeën; Soedan-koning Aski de Groote, met Moorsch-sultan El Mansour; 't Waren trouwe tijden en heerlijke volkeren. Egon en Hilda stapten gelijkdeks in een der hangbootjes; heel zacht-langzaam liet men de touwen afrollen en 't schuitje vlot-zinken op 't blauwe meer, op de plassende blauw-baren; de superbe rots-steven, Gibraltar, bleek ook evenredig gestegen; die Oceaan-vesting was een kolossale klomp. Hilda vroeg Egon nog te verhalen, en alvorens aan wal te dobberen, even, met onmerkbren riemslag rond het Europeesch voorgebergte te schuiven... - ‘blauw-adelbloed uit Arabie, Cordova, Egon?’ - - ‘bloed van 't blauwe Vaderland, der blauwige sneeuwhoogten, der zee, der blauwe bergmeren: ‘oogen’ die ten azuren hemel schouwen, ten licht-hemel; der fontijnen met blauwachtig | |
[pagina 65]
| |
watergevedert, tuilend met tinteling van droppelgesteent, blauw van neergekaatst hemelzafier, - waaruit de zonne, - waarhéén het oog straalt door de lob-boogjes en 't omkronend pilaar-lijstwerk der uitgebeitelde galerie-grotten, steen-prieëlen in Moorsche paleizen, waardoor mantelingen van blauwe zijde ruischend-gebaren in gebedlitanie onder t' blauwig middag lommer, blauw-bloed, adel-bloed, fier en moedig bloed, mystiek als 't blauw der opale vitralen, hoogvliedend in blauw-vlammen rondom gothieke katedralen; rood-bloed, kouder bloed, pompeus-bedaard der Noorder vóórvolkeren, Wizigothen, Vandalen, behard tegen ijswind en honger in de woestijn van Kastilje, met roosbloemende heiden en rood-hardeertsbergen; gezond bloed, bestand tegen ijszucht der Pyrenaeën en tegen schroeiwind: helle-adem, aanrazend door rood-gebruinde dampkimmen uit Afrika over zee door de sleuven der Zuider Sierra's. Goud-bloed, heftig en prikkelig... en geheimzinnig, Oostersch bloed der zonne-landen van gulden poezie; kokend bloed, dat met 't zelfde kristen-fanatism, 't nog Mahomedaansch-fanatiek broederbloed bevocht en verjoeg en met bloedige furie de trotscheid van andere Vaderlanden bestormde; Zwart-bloed: Joodsch bloed, lood-bloed dat kruipen, lijden en ontberen kan; Gitano-bloed geronnen in 't Egyptiaansch git-zwart oog, dat fonkelend bedelt en schatten verspilde en ridders baart, zwerft door Kastilje, den sphinx beitelde te Gizeh en katedralen te Burgos, Leon en Toleda: Spaansch bloed al samen, wonderbloed, onontleedbaar zoo 't hart waaruit het gudst, zoo 't land welker lucht het voedt, zoo de legenden die het bezielen. Spanje's kusten, Spanje's bergen, Spanje's volkeren, heel Spanje zijn: legende: De schippers die uitzeilen bij morgenbries naar 't blauwe, en s'avonds met gunstige weder-zucht uit den boezem der baren, schielijk gevleugeld op zee rond hun rots-nest; de schippers die 't bonte zeil spannen met een forschen ruk en wegvaren, men weet niet waarhéén, - wààr ze de snelle roze visschenbenden doorzwemmend weten, en 's avonds bevracht terugdrijven, men weet niet waarhéén, met wind en goudzonnegloei in 't zeil over 't blauwpurpere meer; die tanig-ruwe schippers weten de legenden langs Spanje's kusten van heldentrots welker puinen nog de aanval der zeeën, winden, en kreupelheesters tart. | |
[pagina 66]
| |
of welker verhaal alleen nog wordt overgezongen aan de zonen die de eerste maal wagen naar de blauw-valsche zee-verte de vadsige vischvangst; de legenden uit elke blauwe golf-guirlande met zilver-kransende blauw-baren van Zuider-Spanje, legende der Hesperiden, legende van Sagonta, legende van den Cid en den heiligen Graal. De wilde herders, al weiden over berg en rots en dal hunne wilde kudden, scheppen legenden. Als 's morgends een vroolijke rozezonne over de schaduwen der rotsklompen blikt, en de schapen geperelde dauw van hunne vettige pels schudden, als de middagzonne op de rots haar vlijmige straling tot barstens scherpt, als 's avonds met vreemd lichtspel doorhéén de zilvernevelige valleiën, in over-glimmering, spritsing, lichtbloeseming, vonkspatting uit 't losse sneeuw-briljant in 't hooge bergland, al 't goud der avondzonne uit de luchten valt, rond 't avondvuur dat bloedig langs hun zwarte reuze-lommering omgloeit naar de suizende starre nacht-donkerte, legenden van ongekende valleiën in 't diepst-ruïnende der berghoopen; van verdwaald bruidpaar, van Moorsche schatten en paleizen, in 't immer onbereikbre der wrange rotsstapeling van 't harde, naakt besneeuwde Kastilje, met blauw-onpeilbre meeren in berg-groeven, - Kastilje waar zelf de woonsten, grijs-steenige brokkelwanden, binnen d'aarde schuilen voor ijswind en schroeiwind, te beurt, over de streke, waarover ook de ijlende leeuwerk 't karig zaad zijner voeding moet mededragen. Daar gewierd kunst tot legende, opsmachtende gothiek in heur vlammende liefde-mystiek naar licht en hemel: de volmaakste zangbede die ooit volmaaktste muziek bezielde, begeerend op te zengen in zich-opofferende extase, uit te gloren in een laatst paroxysm van menschen-wee en offer naar de Godheid: tot een aarde-ontvoerd, hemel-scheurende kreet van lijdende liefde en minnend lijden: dat het bloedend genot scheen te worden? - Daar was toch liefde, is 't doel der liefde niet volmaakt te te wezen? vroeg Hilda - - Beluister de lesse der geschiedenis; de gothieke liefde was een chimeer, groeide tot een virtueel denkbeeld; de gothieke liefde, uitsluitend gericht in godsbegeerte, vergat de wereld, werd onvolledig, onbelichaamd; 't was Paulus liefde niet: van den mensch tot de Godheid en | |
[pagina 67]
| |
van mensch tot medemensch, tweeërlei; de gedachte der gothiek, vooral der Spaansche was nog Araabsch-fanatiek ontsproten en ontwikkeld; in dien zin waren muzelmannen jegens hun Allah volmaakter dan gothieken jegens hun God; Araabsch heilige oorlog doelde Allah's glorie; de gothieken, Spanje's kristen Araabsch-bloed, bestreden den ongeloovige, doodden ook den kristen-naaste, dienden hun onderlinge afgunst, wrok en hebgier; Paulus' liefde jegens vijanden werd daar versmaad onder broederen en tot vreemden. - Paulus moet schoon zijn? zei Hilda. - Zoo was 't in Spanje, zoo geschiedde 't in heel Europa; de Hervorming, zoo leerde Egon voort, werd eene vereischte van evenwicht in gedachte, in kunst, mits deze oorspronkelijk uit ons, schepsel, aan natuur-evenwicht wetschuldig bleef; d'evenwichtige oudheid-geest allengs bracht de Gothieke obsessie tot bezinning; de Gothieke-weelde werd overigens te kostlik, ontlasting van bestendig somptueus-voelende ziels-vervoering en milde giften der volkeren en koningen: was de noodzakelijke Hervorming en ontspande d'ogief-ijle-ijle lastige mystiek-opdwang kunst vereenvoudigde haar brandend-verteerende expressie; en nochtans deelde 't bergafgebakende Spanje aan de Europeesche Hervorming niet mêe, bewerkte alleen haar mystieke heerschings-Droom, en verdreef de Mooren; overgebleven Moorsch beschavings-gewrocht en Moorsche leid-gedachte werden Spanje's Hervorming. - Hilda beluisterde droomerig Egon's weidsch-sprake en betreurde de schending van gothieke liefde-opdrang; was liefde de wet niet, had Paulus haar te Madeira ingegeven; en ze plukte bleeke roze-bladjes die nêerzeilden in de blauwkollen waar telkene de zwiepende meeuwen hen opzochten en Hilda voelde plots alsof ze de broze Madeira-roos wondde, bij elk blad afrukken; ze liet de heele roze rond bloesemend in rozig sneeuw-getroebel vallen in een blauwe baar; - doch wat gewierd Spanje's schilderkunst tijdens die omwentelende Europeesche Hervorming, Spaansche hervorming geschiedde niet door moorsche overlevering; de Mooren schilderden niet. Italiaansche en bijzonder Vlaamsche schilderkunst redden de gothiek-enge, geestelijk-verdrongen, preus-kuische spaansche kunst onder welks klemmend toezicht en onverdraagzaamheid Velasquez had gezwoegd en geworsteld, verdrongen in zijn conceptie; de Vlaamsche kunst door Van Dyck's leer, - bijna een Engelsch | |
[pagina 68]
| |
schilder, Hilda, - schonk aan Spanje: Murillo: licht, leven en verlossing en conceptie brengend in Spanje, in Sevilje, Vreemd-onevenredig door Moorsche menging in Spaansch Volk-genie, op nog levende puinen, bezield van Moorsch bloed en geest-essens, ontwikkelde zich Spaansche schilderkunst nochtans zonder 't Moorsche-elegante, en immer-dichterlijke, nog onder gothieke geloofdwang, en voor immer heeft er Spanje bij verloren. Spanje's kunst is Spanje zelf: min 't Moorsche; nerveus, musculeus, als haar ontvleezd bergskelet, met bleek-magere kleur-mystiek om haar hoekige strenge rotsige karakters, als 't sneeuw-pels over haar kruin-scherpten die rijten door de blauwe lucht-zijde; kunst geborsteld met ijzer penseelen en grond-kleuren met ongemengd-versche kleur-hardheid malend in 't hevige der lichtsfelheid door Spaansche luchten: al 't sombere van Middeleeuwsch angst-geloof tot een wreed-onnatuurlijke kunst. 't paste niet met Tropenlicht te bestralen de gothieke legenden der vitralen, - 't smartend-mysterieus gothiek half-licht nevelde er te aardsch-grauw, te zwaarmoedig, te hopeloos dôór, en Spanje's kunst werd d'eenzijdige, te levend-akelige, martelaren-klacht of versomberde têer-heldere kristen-legende; elk kunstenaar werd een mistiekgezinde monnik, een tragische kristen-held waarin meer hoogmoed dan deemoed bad. - De Mooren beitelden; hun schildering was een wand-inlijsten met goud en ivoor, edelgesteenten en Perzische porseleintjes, hun schildering was 't schilderachtig-droom-groeien hunner palmen-hoven met fonteinzang in 't aderige vleesch der jaspmarmers midden mosaïek-gebloemt, onder blauwen hemel over hun koele berglandschappen; de natuur zelve schiepen zij; hunne paleizen duizelden langs alle gaanderiën, onder de kolommen weg, naar vluchtende natuur-perspectief over bergen; Moorsch kunst-ideaal verwerkte woestijn-Spanje tot een lusthof; de Moorsche conceptie der schilderkunst, welke was: 't bootsen der natuur naar een ideaal, heeft nooit Volk evenaart; 't Muzeum ervan in Zuider-Spanje. Wat behoefden ze met verwe hun ideaal te belichamen met flauw levenloos vleesch en bleek groene natuurgroei en verdroogde aktie op vergankelijk doek of houtraam, hun beschavings-droomen, hun schoonheids-ideaal lieten ze groeien langs blauwe kusten, op heele bergen, bevruchtigd door 't | |
[pagina 69]
| |
kunstgewrocht hunner waterfantasiën en eeuwige muziek der zangerige bronnen; wat Spanje's gothieke kunst-tirannie met wederkeerig fanatism, later aan 't Moorsche terecht wees blijft een kunst-feil, onbegrijpelijke, noodlottige, toen onbewuste fout; zooals 't een zeldzame meta-mystieke of pseudo-mystieke kristen verdienste bleek, wanneer de Mahomedaansche rassen verjaagd waren, heele kudden zwijnen te bezitten. Nu roeiden ze naar de kaai; en Spanje, de ridderlijk-trotsche bedelaars, Velasquez onsterflijke modellen, schaarden rond d'ontschepende vreemdelingen, die rijke Engelschen, en vroegen met fieren blik d'aalmoes, als een cijns om 't betreden van Spanje's onteigenden bodem; 't was als een troep van reizende dramaturgen, heftig Passiegebarend, geleid door een tweede, sedert lang ontbeerde Lope de Rueda: met z'n solferig-gele mantel, welker bleekte de morgenzon trachtte te gulden, waarop ze bij middag met genoegen hitte dóórbeet en dóór de leemten schroeide: Spanje's mantel: bont verweerd in regen en zon, kil-wind en schroeigestuif, bonte schouder en lenden mantel, geweven met zijdedraad der legenden zooals de guld-glinsterende banieren van roode en gele zijde, 't vaandel waarop de edele vrouwen der steden gouden heiligen en Spanje's wapen borduurden, en het schonken: voortijdig zege-vlag aan de koen-aftrekkende strijders; dat oorlog luidde uit de gothieke torens en de Spaansche bedelaar zal z'n fierheids-mantel weer hoog zwaaien tot wapperende tolk, hoe gehavend ook, van zijn nog onversaagde riddersziel; tot strijdbanier, want Spanje's krijger is nog de moedigste en de vaardigste van heel Europa; hun lied verhaalt een grillig guitaar-gemor als bieenzang in een hol rotsnest: elk jokkelt een dans zijner streke: al te gaar een ‘sarabanda’ een mengelmuziek van Spaansche lokale dans-herinneringen tot een wanordelijke saam-melodie, waaruit Hilda nu dit, dan 't gene lied afzonderlijk ontcijferde, en uit 't geheele geen wijs begreep; heel Spanje's karakter, afwisselig van rots-hardte en woestijn wildheid, Moorsche zachtheid, Oostersche lauwheid met overfierende ridderlijke morgue uit Kastilje, waar de hooge molens nog verloren wieken, scherp gelijnd op blauw klare vér-lucht over de naakte grijze vlakten;... toen kwam een Engelsch knuppel-politieman en verjoeg die | |
[pagina 70]
| |
ervelingen van Velasquez levend-plastieke kunst, ervelingen van Spanje's Middeleeuwsche riddergeest; hij dreef de Velasquez-evocatie van de kaai weg. Hilda voelde die eerste impressie: enkel schaamte, wijl Engeland, wegens Spanje's onachtzaamheid, dit vóór-monument van Spanje's koene geloofs-oorlogen, dit symbool van heel Spanje had ontfutseld; was ook die sluiksch-egoïstische bezitname England's leuze niet aldoor de wereld; was ook de ridderlijke nalatigheid van Spanje niet hoogst-beteekend; welk treurig loon der poezie? Egon bedankte lachend Hilda om zulk aandachtig aaneigenen, haren 't wege, zijner geschiedenis-les, dat Hilda bij haar zelf, Spaansch-ridderlijk omgestemd, Englands politiek verwierp en onedel laakte; - maar wij ook zijn liefde verschuldigd aan ons Vaderland, Hilda, hoe het ook moge gehandeld hebben jegens andere landen, wier poezie eigennut verwaarloosde; wij zijn hier Engelschen op Engelsch grondgebied; kom naar bisschop Murray, hij zal onze aanvaring reeds vernomen hebben. In lucht tennis-gewaad ontving Murray Egon en Hilda, de verloofden. - ‘Komt ge u warmen, mijn lievelingen, op de lauwe rots, als luie hagedissen; wij hebben hier de lente der Tropen, helaas! ik zal hier niet met u overwinteren, mijn woonst blijft u ter beschikking, ik moet wêer naar Engeland.’ - ‘Is er haast bij uw “home” varen, eerwaarde?’ - - ‘binnen enkele weken ben ik verplicht het Vaderland te betreden’ - - ‘Zou het u bevallen de reis met ons te snoeren rond de Midlandsche zee, vroeg Egon; er is plaats op mijn jacht - hij wees op 't vér-diminutief van hun blank jacht op de blauwe baai beneden, - ‘en wij bezoeken belangrijke gewesten, Palestina, Egypte, de Roode Zee tot Aden, niet zoo Hilda?’ - - ‘Bezoekt ge Spanje niet?’ - - ‘Op de terugreis, maar we kunnen 't uitstellen., en brengen u naar Engeland.’ - - ‘Kom eerst uitrusten in mijn schamel paviljoen’ Gibraltar had warm-bloemig opzicht eener Tropenstad; de weeldigste gewassen, die Hilda in Guinea had bewonderd groeiden en bloeiden in den hof van den bisschop rond zijn ‘schamele’ | |
[pagina 71]
| |
woonst, een keurig cottage, een bouw-juweeltje in groen plantenschrijn en roze bloemtrossen langs 't spiegelglas der vensters Lunch werd bereid; d'Afrikaansche vesten schemer-vlamden in têer-doorschijnig blauwbleek der luchten; en Tangier was een wit-gehitte plek op de brand-rotsen over de blauwe zee-engte; 't verkleind profiel van een oorlogschip schoof langs den horizont; Murray verklaarde: een Spaansch kruiser die soldaten naar Centa voerde; 't is nog dezelfde Spaansche godsdienst-opdrift, de overlevering van eeuwen heilig-oorlogen tegen de nijverige Mooren, ditzelfde fanatism nu hitst nu de Spaansche legers tegen de Marokanen; alleen modern-gezind Spanje heeft tegengestribbeld: gij kent de droeve opstand-gruwelijkheden; de belangen des oorlogs zijn niet meer zoo schrander en zuiver, maar dezelfde geestdrift wakkert de soldaten, edel en arm, tot den strijd; de laatste berichten melden dat z'op lastige weerstand stuiten in den Riff. - Hoe schikt ge te reizen, vroeg Murray, de wintertijd is goed gekozen; enkele afwisselende regenvlagen zullen nochtans die reis veronaangenamen... maar ook verfrisschen.’ - ‘Ik dacht Christmas te vieren op Bethlehem’ - zei Egon. - ‘flink idee’ - - ‘Van daar kunnen we den Nijl opvaren, 't is 't gunstige seizoen en wêerkeeren langs Mekka en de karavaan-wegen tot Jerusalem en Damaskus omtrent Paschen, en te Jaffa wederinschepen.’ - - ‘Subliem, jubelde Murray, Oud-England mag naar mij hunkeren en mijn toekomstige diocesanen al te gaar uitdrogen naar 't balsemend nectaar mijner preeken, ik zal hen een Paulus-brief toesturen en reis met u intusschen; wanneer vertrekken we?’ - - ‘Van avond; ik wil nog Malta groeten, ik heb daar kennissen’ - - ‘En ge komt later wêer langs Gibraltar, dan belaad ik me alleen met d'hoogst-onontbeerlijke reis-bagagie; pretty well’ - Egon bezocht de hooge militairoverheden; Bisschop Murray voldeed Hilda, die koppig beweerde een boekdeel met Paulus' werken aan boord te willen Hilda's têervoeling, zoolang verdrongen, door geleden, door gedwongen onbemoeiing en terughouding van een ternêergedrukt ideaal zuchtig leven, waarhéén het stoffelijke langs kunst, mystiek of | |
[pagina 72]
| |
geloof zich plicht schept te trachten en te streven; Hilda's treurende gevoels ziel was ontwaakt met al 't fijn schakeeren van vrouw-intuitie in nieuw liefde-leven, op 't polsend balsemige Madeira; en d'eerste lesse der natuur in haar was geweest na de wet des lijdens, vroeger,... overlang reeds..., dat er wetten der liefde bestonden, geestdriftig, met de rechtzinnige leerzucht en begeerte eener maagdlike natuur naar 't schoon volmaakt volbrengen eener ideaal begon Hilda haar hernieuwde eigenopvoeding, al de zwakte, de brooze zwakte van 't leven des vleezes, bezield door 't levens-princiep, geregeerd door de wet des levens voelde z' in haar en erkende Iemand die de wet schiep voor en saâm met den vleeze: ze wilde dit al doorgronden en meende geen beter onderricht aan te luisteren dan de gedachte van hem, van Paulus die de onbewuste-begeerte naar mystiek in haar verklaard had.
Emiel van der Straeten |
|