sis, d.i. val. Eene zinsnede bezit dus boven de opsprong en val van elk harer vormende woorden, één haar-eigen arsis en thesis, en de volzin voelt zijne arsis klimmen tot het algemeene hoogtepunt aangegeven door de liturgische zin van den tekst, en in lange thesis dalen, in ritme-helling, naar dieper rust. - Merk echter dat ritme onafhankelijk der melodie op zich bestaat. De muziekale toon-woord-zin bestond. Ongetwijfeld voelde de zesde-eeuwer monnik-toondichter in zijn innigste verfijndheid én melodie én ritme oogenblikkelijk saam, dewijl deze, alhoewel theoretisch absoluut afscheidbaar, bij opvatting en uitvoering volstrekt eenheid vormen, en bijgevolg praktisch, om tot eene betamelijke voordracht te komen, 't gene men maar al te veel vergeet de gregoriaansche melodie, zonder ritme, stipt aangewend, niet kan bestaan. De zang zonder ritme is een dood lichaam, want ritme alleen brengt leven, beweging, kleur. Een gothieke kathedraal leeft, omdat zij, geordend, beweegt, omdat pijlers, tegenmuren, vensterbogen actieven arbeid uitoefenen, omdat er vlucht, ritme (niet stoffelijk maar figuurlijk) toch ritme in haar woont, omdat hare onderdeelen naar een hoogtepunt oprijzen, en na die ééne oogenblikkelijke duizelingwekkende emotie, voldaan in rustigen val nederdalen. - Ritme is dus geen geluid, maar, als werkelijk wezen beschouwd, bestaat ritme niet zonder geluid. Geluid wekt ritme, en ritme brengt bij 't geluid de afronding, de eindtoets, het volmaakte. Dwaling dusvolgens, bij 't verval van 't Gregoriaansch uit de Renaissance geboren, de ritmische arsis, wanneer deze met de melodische klemtoon saam valt, om die reden, in duurruimte te verlengen, te verzwaren, te verbreeden in lange steunhalte. Ritme is geen klankuiting, maar de gang, de vlucht, de kleur der melodie, niet
de melodie-zelf, maar vereen-zelvigd met de melodie in zooverre het deze, aangaande regeling van woord-en-zin-ictus, bestuurt.
En juist in deze eigenschap ligt de aesthetische waarde van het ritme dat het aan de melodie de adaequate gang deelt, de bevredigende tint, het passende leven van melodie tot melodie in intensteit verschillend, want elke melodie eischt, volgens de liturgische beteekenis van den tekst, haar eigen, specifiek van ander ongelijke leven.
De middeleeuwsche artiest welke voor en boven al katholiek, diep-ernstig godsdienstig voelde, wist door 't simpele aanwenden van eenstemmig koor, dus zonder behulp der kunstmatige moderne toebehoorten tot de heerlijkste harmonie te klimmen tusschen tekstbeteekenis en ritme-melodie, zoo dat deze twee bestanddeelen praktisch onverdeelbaar zijn. Merk het aesthetische dezer saamsmelting, hoe