gekomen is zien wij de hoog-begaafde leerling zich een weg banen. Wonderlijk genoeg is daarbij echter aan het licht gekomen dat hij die een geestdriftige bewonderaar van Benoit is zoo diep de invloed van Wagner heeft ondergaan, dat bijna alles wat hij voor orkest geschreven heeft gedurende de eerste jaren nadat hij den prijs van Rome behaald heeft letterlijk wemelt van aanhalingen uit Rijngoud, Godendeemstering en Parsifal.
Hij heeft in den loop van dezen winter op de Symphonische Concerten drie zijner werken gedirigeerd (Helios, Gemoeds-idylle en Lente-idylle). Gemoeds-idylle was nog nooit uitgevoerd, wat niet verhinderde dat iedereen het kende want het was Wagner-muziek die wij te hooren kregen en bijna niets anders. Vaak is die navolging aan Mortelmans met bitterheid verweten, wat licht te begrijpen is. Het is soms pijnlijk de geweldige overmacht te moeten erkennen die Wagner heeft kunnen uitoefenen over een man die zoo buitengewoon begaafd is en dàt terwijl van invloed van Benoit slechts bij uitzondering sporen te vinden zijn. Laat ons echter niet vergeten dat schier geen enkele moderne toondichter zich aan dien overheersching heeft kunnen onttrekken. De groote Russische componisten van heden maken op dezen regel een uitzondering. Bij Borodine, die nog wel tot het huidige tijdperk kan worden gerekend, bij Liadow, Glazounow, Rimsky-Korsakow, Arinsky, Rachmaninow is in de ons bekende werken geen spoor van Wagner te vinden. Die hebben hun werk niet alleen vrij weten te houden van allen vreemden invloed maar zijn daarbij nog geheel nieuwe wegen ingeslagen. Na drie honderd jaar muziekgeschiedenis komt hen de eer toe een school te hebben gegrondvest waarvan de kunstwerken in vollen eigendom toebehooren aan hun land en aan hun ras. In de germaansche landen daarentegen is Wagner's invloed zoo algemeen en overheerschend dat ons dikwijls Nietsche's snerpend scheldwoord ‘de groote tooveraar’ in 't geheugen is geroepen. Het lijkt inderdaad wel wat op een betoovering.
Waar die invloed aan toe te schrijven is? Waarschijnlijk aan zijn weergalooze techniek. Onder dit opzicht kan Benoit, die toch ook een der grootste toondichters is geweest der negentiende eeuw, niet met hem vergeleken worden. Wagner heeft prachtige muzikale vormen gevonden voor dingen die niets met muziek te maken hebben. Hier worden door haar niet alleen gevoelens uitgedrukt maar ook gestalten gebeeldhouwd en karakters geteekend. Vlammengespeel, nymphen-gescherts, drakengang, vrouwelijke schuchterheid, gevoelens van angst en vertwijfeling, vreugde en spot, haat en zorgelooze rust, de majesteit van goden en het gekreupel van misvormde dwergen, die wondere muziek weet aan alles uiting te geven. Zij vervangt penseel, bijtel en graveernaald en weet de verzen met zulk een kracht en volheid in klank om te zetten dat zij ieder woord in zijn diepste beteekenis