Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] De Vierworm en de Pad - Fabel - Ten nacht een vierworm kwam een witkool opgekropen en spreidde een zachtzaam schemerlicht dat 't rimplig koolblad scheen van maanschijn overdropen. Op dat gezicht plompte uit de sloot een grauwe pad. ‘Hé, domme vierworm, wat is dat? Welhoe, gij durft mijn rust met al die dwaasheid storen? Gij lomp spektakel, keerskens-spat? Kruip in uw hol, gij war-hoofd, dwaazrik, vier-verloren?’ De vierworm hief verbaasd zijn blinkend kopje op. ‘Ei, jonker Pad, wat raast en tiert gij uit uw krop? Waarom zijt gij zoo kwaad? Waarom gaat gij zoo kwaken en moet uw dikke kop die gore scheldpraat slaken?’ De pad spoot puur venijn uit de opgekropte balg als zwol zij van azijn; ‘Gij blinkt te fél naar mijn behooren!’ en plompte weg in 't kroos der sloot... Nog bleef de worm op 't koolblad gloren ten spijt van pad en... letter-jood. Aan een Tweeling Gelukzoekers en marktschreeuwers Robbeknol Vorige Volgende