dat Cyriel Buysse in dien nevel van godsdienstig dogmatisme niet is blijven giegagen, waarin ten onrecht beroemde schilders als Rogier van der Weijden, Quinten Matsijs, Van Eyck, Rubens, tot zelfs Frits von Uhde heel hun leven lang vage doekjes hebben besmeerd en waarin nog-moeilijk-te-waardeeren dichters als Dante, Milton, Vondel, Racine en Gezelle zeer-vervelende poezie hebben aaneengekleuterd.. In den herfst ook heeft de nevel altijd deze troostelooze eigenaardigheid dat ze het aan andersdenkenden minder goed mogelijk maakt eene markante persoonlijkheid te ontdekken en ze van eene katholieke schijn-gestalte te onderscheiden..
Ge kunt dan ook wel begrijpen hoe eveneens geen enkel Katholiek verwaarloost, zich, naar het voorbeeld onzer beëedigde Vleeschkeurders, een stempel aan te schaffen, welke hij zéer vaag op den geest van vrijzinnige werken drukt, als een afschrikwekkend merkteeken voor jonge dienstboden en als eene aankitteling van eeuwig-algemeen-menschelijke gevoelens bij vrijzinnigen-in-den-dop en verduurde anarchisten.
Per slot van rekening moet het alleen aan andersdenkenden gegund blijven, als een glazen oog aan den éen-oogige, hartverheffende juxtaposities van ethisch-te-kort bij Streuvels, Buysse en Conscience, door de stelselmatigheid van Katholieken, te hebben waargenomen, maar op zulke eene vrijmoedige wijze - die hen natuurlijk tot eer strekt! - dat zij het Streuvels- en Conscience-geval niet als iets kritisch-afzonderlijk en accidenteel-bij-de-schrijvers-zelve in den gang van hun beider werk opmerkten.
Ik zie daarom niet nauwkeurig in - en blijf dan ook zeer vaag, liefst nog onsamenhangend, - of er aan dit drieluik een scharnier hapert of wel dat er eene vijs los staat, want het is maar met de grootste vooringenomenheid te veronderstellen dat het ethisch-te kort op het derde luik - waarin de achtbare heer Cyriel Buysse in een discreet, getemperd lichtvlak prijkt, - daar niet even-accidenteel aanwezig is maar als eene stelselmatige grondgedachte-uit-éen-stuk die zich in 25 letterproducten, natuurlijk zonder vooringenomenheid tegenover Katholieken, reflekteert.
Nu zou ik bijna vergeten te zeggen - en daarvoor mag men mij als Katholiek de ezelsooren van koning Midas aannaaien en zouden de goden mij als een tweede Niktimine in een nachtuil mogen doen verhuizen, - dat andersdenkenden nooit nóch vooringenomen, nóch stelselmatig zijn tegenover een jonge heer die bij warm weder in het koffiehuis zijn overfrak aanhoudt, een boer die ten oogsttijd rotte