Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] De Tijd Een wijflend noode bang gebons, een ijzig stil verwachten, de torenborst breekt los in klachten, ten hollen mond vergonst het brons door huiverende nachten. Stom staat de tijd in zwart gewaad waar wouden wazig deinzen in 't heimnisvolle maanlicht-kleinzen, verwringt een wrok op 't wreed gelaat en donkere gepeinzen. Want weer ontvielen in den strijd, en immeraan ontvallen, hoe door 't verweer zijn horens schallen, bij 't norsch gebeuk der eeuwigheid, zijn wankelende wallen. O strijd van tijd met eeuwigheid, o kamp van dood en leven! Waar hoog de zwakke wimpels zweven, waar 't zwakke sterk wel staat omrijd maar koppig moèt begeven. Grijpt vast, mijn vuist, mijn snedig zwaard, 'k wil u geen tijd verplichten, 'k sta tegen hem, en zal niet zwichten, mijn oog aan de overzijde ontwaart de verre vreêgezichten. Joz. De Voght Vorige Volgende