van broederlijke verklaringen, voor koek-en-brood mogen opschotel- en dat waarachtig August Vermeylen de ‘exclusief-nationalistische’ voorman is eener soort van Partij in het Zuid-Nederlandsch Koninkrijk, waarop Kloos zinspeelt? Zou er zelfs daaruit niet eerder kunnen verzekerd worden dat hij, minder dan een ander, ‘nationaal’ is of - zoo ge de schakeering laatdunkender wilt - ‘nationalistisch’?
Want het ‘nationalisme’ - in de beteekenis die Kloos hier blijkbaar het liefst heeft - is vrijwel niets meer dan een enge ‘esprit de clocher’ die den naasten kerktoren uit het gebuurdorp noch kan lijden, noch uitstaan.
En daaraan, Heere-mijn-tijd, zou de florentijnsche poëet Karel van de Woestyne, wiens exotisme het allerminst uit ‘nationalistische’ elementen bestaat, zich mede bezondigd hebben?
Van die plezierige malligheid zal Kloos ons ernstig de historische redens geven: ‘Belgie de indertijd door een machtwoord der Mogendheden geschapene Monarchie, doch dat dan ook altijd eene zonderlinge samenvoeging van heterogene elementen is gebleven, daar deze elkander niet kunnen dulden, maar elk er zijn bijzondere belangen en wenschen, ja, zelfs zijn eigen taal op nahoudt, Belgie, dat dus nooit tot eene volkomen eenheid zal kunnen groeien, schijnt niettemin te gelden als het waarachtige 't eigenlijke Nederland, terwijl “Holland” hun weinig meer dan een soort “achterland” schijnt te wezen, waar men, in sommige opzichten, een van-zelf-sprekende baat vindt, maar dat hen voor het overige zoo koud laat als een steen.’
‘Er zit iets tamelijk komisch in deze Belgische voorstelling door het kontrast tusschen pretentie en werkelijkheid, dat zij zien laat, maar toch vermeld ik hier haar bestaan niet, dat spreekt van zelf, om scherp tegen onze zuidelijke Broeders te doen.’
‘Want zij valt historisch eenigermate te begrijpen als een nog altijd doorwerkende onbewuste reactie op de z.g. onderdrukking der Belgen door de Hollanders, waardoor in 1830 het Vereenigd Koninkrijk uit elkaar te vallen kwam.’
Nu moeten wij den heer Kloos, in dezelfde orde van inzichten, eenvoudig tegenzeggen dat als eene der noodzakelijke gevolgen der Tachtigers-beweging het Individualisme in Holland voorheen nooit zoo sterk als nu tot eene niet-sociale uitdrukking kwam, waardoor op heden het letterkundig Holland ‘eene zonderlinge samenvoeging van heterogene elementen is gebleven, daar deze elkander niet kunnen dulden, maar elk er zijne bijzondere belangen en wenschen, ja,