Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] In de Duinen Mijn leden liggen loom in 't zachte en lauwe zand en 't spichtig gras der duinen; af en over varen licht-luwe winden die 't geruisch der trage baren en vruchtbre koelte medevoeren over 't land. De wereld wijkt... Ik hoor alleen nog langs de ree den vloed die wast... en zie de heemlen naar me dalen; ik voel naar 't rythmisch gaan en keeren van de zee, en van haar aem bezield, mijn longen heffe' en dalen. O hier te liggen, de armen lijk een kruis gespreid; aan zijne zij de oneindigheid der zee te weten, en boven, met zijn diepst gedacht, bevreesd, te meten der heemlen eeuwig-goddelijke oneindigheid. Aug. Van Cauwelaert Vorige Volgende