Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6
(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
ZuiderkruisGa naar voetnoot(*)'s Nachts, door de staalbruine vloedwateren in de monding der Rio Grande, schuiven drie lichtforten, drie fantastische pantserschepen; hunne roode en groene oogen bewaken de rivier en hun weerschijn danst in 't golfgekabbel. 't Geruisch der wouden langs de duistere oevers vereent met 't geruisch der golven op en af 't malsch-modderige strang en over de heele donkere baai met de drie zwijgende loerende scheepschimmen, bleek schemerend van inwendig licht, lichtomneveld alsof een vluchtige manestraal schijnt op 't grijze staal der scheepskiel met dubbel schouwen. De vlaggen der schepen hangen slap, kleurloos in de lauwe donkerte. In 't muffig rooksalon van 't eerste oorlogschip beraadslagen de drie hoofd-officiers, kommandanten der afzonderlijke kruisers, een Engelschman, een Franschman, een Portugees. Op de verlichte tafel spreidden ze een bonte kaart op groote schaal van West en Midden Afrika, en als vertegenwoordigers der drie Europeesche mogendheden waarvan Portugal: achtelooze eigenaar, Frankrijk en Engeland de begeerlijke grondbezitters, bespraken ze de oproerige gevaarlijkheid van 't geheimzinnig Guinee land, waarlangs de broeiige oorlogslust van Midden Afrika 't indringend beschaven der blanken terug naar den Oceaan wilde torschen. De Fransche zee-overste wees de mondingen der machtige stroomen, drijvend door woud en heide, door 't merg der bergen, al de wateren der regenwolken rond den Fouta en de Kongbergen van hoog Guinea. | |
[pagina 82]
| |
- ‘Onze kanonneerbooten blokkeeren de Sénégal, Saloum, Casamance, Nunez en Pongo- rivieren en bevaren den Niger in Soedan; dat speelgoed maakt de zwarten dol van schrik. - ‘De Gambie- Scarcie- en Nigermondingen herbergen onze destroyers, zei d'Engelschman. - ‘Maar hoe verklaart ge dat langs ons deeltje van Guineesch grondgebied de terugdrang der bewustere neger-beschaving onzen Europeeschen civilisatie-invoer doorbreekt? vroeg onnoozel de Portugees. - ‘Mijn lieve commandant, sprak de schertsende Franschman, ik zal u de geschiedkundige causaliteit van 't negersch afkeer-gevoel jegens uw vlag ontleden, of bevroedt ge mijne gevolgtrekkingen: dan wil ik z'u sparen. - ‘Natuurlijk bevroed ik de bedoeling doch wil ze gaarne beluisteren en weerleggen, ge schertst met d'eer mijner stamgenooten, wees ernstig. De kalme Engelschman brak het twistzieke gesprek door:- - ‘Laat ons met de zoeklichten de baai overstralen, want met die slang-negers is geen voorzichtigheid overbodig.’ - ‘Ce sera drôle’ - meende de Franschman. Ze klommen aan dek. De eerste officier meldde langs den spreekhoorn naar 't binnenruim: - ‘Lichten dooven.’ En al de gloeilampjes schielijk roodden uit; 't schip was onzichtbaar in 't grauwe. Dan werden lantaarnsignalen geseind naar de andere schepen om op afstand te blijven in zee. ‘Stop’ schelde de rinkelende telegraaf naar 't machienruim; de schroef woelde langzaam stil onder water; en 't schip, donker op de donkere stilte, dreef, vlottende als de luie tropenvisschen, met de vloedstrooming naar de breede rivier. Intenser dampte 't schuivend ruischen der zwart-groene golfstuwing in de baai en soms zuchtte een woud-adem van de oevers die men zich daar verbeeldde: hoogere donkerten onder de etherische hemelduisterte. De Portugees fluisterde tot zijn genoodigden: - ‘'k Hoor, dunkt me, de deining klotsen langs de ribben eener prauw; daar links -’. | |
[pagina 83]
| |
- ‘'t Zijn plassende nijlpaarden die ons tegemoet plonsen,’ meende de Franschman, ‘om te spelen,... of misscihen zijn 't negers die ons afloeren. Laat eens zien’. Een lichtprojectie plofte op de killen en verraste op de slijkbanken langs de lage oevers de natte nijlpaarden, die duizelden van 't licht en waggelend, verschrikt duikten diep in 't modder... 't Water spatte als een diamantploffing en doorschijnige waterondulaties rimpelden in den lichtkreits naar de breed-badende stammen der oeverboomen onder een wild-romantische wargroei van 't oerwoud waarin 't licht op de blinkende bladeren tintelde. ‘De vijand verdrinkt zich’ - loeg de Franschman, en sneed den stroom af. Hun oogen schemerden nog en wendden van duister op duister zonder bewust te worden of ze de oevers onderscheidden, na d'hevige lichtstraling. ‘Zie scherp toe’ mompelde de Portugees in den spreektuub naar de wacht op uitkijk in den mast; en aan den stuurman op de voorbrug: - ‘Houdt 't midden der rivier.’- Ze daalden weer in 't donkere ruim, ontstaken de koperlamp, in evenwicht wiegend boven aan 't rooksalon. - ‘De rivier is diep, toonde de donkerbrauwige Portugees op 't water-blauwe der cijferkaart, geen gevaar vast te drijven op slibbanken.’- - ‘Maar, vervolgde hij, in Senegal en in Goudkust, in Nigerdelta is toch de bevolking rustig.’- - ‘Tot nog toe, maar toch werden daar boden vermeld uit de koningdommen in 't bergland,’ zei de commodore, ‘predikend eene samenheuling, een godsdienst-oorlog, die uitbarsten zou van de bergen, als de tornado's over 't land. Dit zal toch maar lukken in zoo verre de volkeren trouw voelen aan 't Mahomedaansche.’ - ‘Eén volk ken ik fanatiek: de Foula's, zei de Franschman; maar die zijn machtig, hun opdrang zou de gansche kusten, zelfs heel Soedan kunnen ophitsen. Gij weet, commandante, dat ze op Portugeesch bloed gemunt zijn.’ - ‘Maar waarom toch?’ - gromde de Portugees. - ‘Op verschillige wijzen kan men kolonizeeren’ moraliseerde plagend de Franschman. - ‘Ik denk best door den godsdienst’ - sprak de wijsgeerige commodore. | |
[pagina 84]
| |
- ‘Met bijbels en zweepslagen en... schimpen op andere naties die 't conscientieuser aan boord leggen’, spotte de Fransche kapitein. - ‘We beelden onze koloniën naar ons eigen land.’ - ‘In uw land gelooft ge wat ge wilt en de inboorlingen uwer kolonie laat ge gelooven wat ze willen als de bijbel-nijverheid en de overige ruilhandel goed opbrengt, - niet waar commodore?’ - ‘'t Kan wel’ - antwoordde de commodore koeltjes. - ‘Maar, waagde de Portugees, hoe richt uw land de kolonizatie, kapitein?’ - ‘Wij mengen ons intiemelijk met de landbezitters.’ - ‘Met 't vrouwelijk gedeelte?’ - ‘Wij dringen den inboorling geen geloof op, wij onderwijzen hem; onze zendelingen b.v. onderrichten de koningskinderen in Soedan en, wat gebeurt? hunnerzijds beinvloeden zij de onderdanen hunner streke; bijaldien een moreele beschaving eens volks, naar onzen zin, hoeft ook te steunen op een omkeer in den diepsten aard, in de gebruiken, in de mystiek der volkeren, daarom laten wij onze missionnarissen vrijer in de koloniën dan in ons land zelve, kerk en staat zijn twee onafhankelijke machten, zoo beschouwen we 't, en Frankrijk is nog d'eerste natie der wereld.’ - ‘Ho, ho.’- - ‘Te rijk om te arbeiden -’ zei de commodore. - ‘We zijn d'hersens, d'andere naties de ledematen die bewerken wat de hersens beraamden.’- - ‘De pekel-geestigheid uwer hersens genoegt voor de heele wereld-salade.’ - zei sentencieus de Engelschman en zweeg van toen af. - ‘Hoe is die gisting ontstaan onder de negers?’ vroeg de commandant. - ‘Weet ik 't? Nu en dan, dreigen daar uit de woestijn onbekende koningen en maraboe's op, preeken nieuwe tijden, strenger zeden, oorlogen door Allah of Mahomet bevolen; dan scharen de menigten rond hen, de oude heerschers vallen, de nieuwe bevallen ze, rukken in veldtocht en vernielingstocht door de woudlanden, tot hunne macht genoegzaam is aangewassen om hun heerschzucht en weeldezucht te bevredigen. Dan rusten ze op hun negerstroon.’ 't Moet weer een dier roergeesten zijn die nu niet meer oorlog tegen de naburige volkeren, maar opstand tegen de blanken heeft gepredikt; wij hebben nu 't overkrachige monopool onzer vuurwapens | |
[pagina 85]
| |
niet meer; de neger kent en smeedt zelf onze wapening na; alleen 't geschut kan hen nog vrees inboezemen. - ‘Dom volk’ - zei de Portugees. - ‘Neen, commandant, geen dom volk, z'hebben in hun meening recht. De beschaafde neger is onze gelijke. - ‘Onze evennaaste,’ grimde de Portugees. - ‘Waarom niet, commandant, en een der groote kolonizatiefouten uwer medelanders, waarop ik straks doelde, is dat zij een geloof brachten aan de volkeren, een geloof dat liefde preekt jegens den evennaaste, en dat ze tevens een winrijken handel in slaven en gestolen produkten voerden; daarom hebt ge zoovele uwer koloniën verloren langs de kusten.’ Ongelooflijk hard stuit uwe doening tegen 't rechtbegrip der volkeren uit binnen Afrika, daar heeft eene heele beschaving geknarsetand tegen u, en daarom ook barst de weerstand op uwe kusten los.. -’ Een elektrisch belgerinkel onderbrak de pleidooi: de wacht uit den mast schelde 't verwittigingssein. De commodore was reeds boven in de donkerte op de passerel. - ‘We zien niets,’ sprak de Portugees naar de uitkijk. - ‘Daar rechts, langs het water,’ - herhaalde de wacht. De stralen des licht-reflecteurs bonsden langs de schubbige golving op den oever, met trage lichtwending op 't blauwdonkere der wouden en beschenen plots, in eene leemte der zoomende oevergewassen, een bende negers, die de massale scheepsgestalte afspiedden en deze nachtelijke licht-ontdekking niet voorzien hadden. - 't Is 't land der Biafaren, zei de Portugees, wreede kerels.’- - ‘Neen, 't zijn Foula's op reis, meende de Franschman, hun kleedij beslaat d'oorlogstoerusting, maar de reis-benoodigdheden waarmeê ze gewoonlijk beladen gaan zie 'k op hunne hoofden of langs den oever neêrgeworpen. - ‘Hoeveel man wel?’- - ‘De laatste gelederen verduiken zich reeds achter de stammen, ze zijn talrijk.’- De stralen glinsterden op 't koperen gevest der negerzwaarden en in 't pinken der fel-beschenen oogen. Op 't voorplan stond, fier en tartend, in wijde blauwe manteling, hun aanvoerder. - ‘Kent ge dien kerel?’ - vroeg de Portugees. - ‘Nooit gezien, een kogel zou hem deugd doen.’ - antwoordde de Franschman. | |
[pagina 86]
| |
Dan, zooals de gestoorde leeuwen vóór den reiziger der boschrivieren, wendde, onder 't stralende licht, de heele negerbende onachtzaam-traag over de gras-leemte terug 't bosch in. - ‘Verwaand gespuis.’ - bromde de Portugees en belde naar 't ketel-ruim. - ‘Traag voorwaarts.’- - ‘Naar zee, stuurman.’- Een geel-roze half-maan rees uit de grijs-blauwe smoor die nevelde boven de zee-verten en, van tusschen de bleekblauwe en rozige schuim-toppen der wolken, overkleurde zij hemelblauw en mosgroen al de golf-kruivingen der baai.
Emiel Van der Straeten |
|