Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Renaissance Sonnetten Dante I Francesca da Rimini Ahi Francesca, i tuoi martiri a lagrimar mi fan tristo e pio. Beween ze niet; zoo vast is bij hen liefde en leven En droom en werklijkheid voor eeuwig saamgeweven, Dat eene klachte hier bijna een smaad zou zijn Op hunne mooie dood. Hen was de dood geen pijn. Beween ze niet; hun lot is schoon: voor eeuwig bleven Ze de eerste illuzie trouw, en beider zielen zweven Nog in den zoeten droom, zoo heilig en zoo rein Gelijk hun laatste zoen die ook hun dood mocht zijn. Zoo weze u de aarde licht. Gij hebt geleefd, bemind; Gij gingt een weg vol zon; Gij waart gelijk het kind Dat slechts de bloemen plukte die één lente bood. Benij het leven niet; zoo zelden zijn de dagen Die enkel rozen zonder scherpe doornen dragen: Het is de lange weg slechts tusschen droom en dood. [pagina 19] [p. 19] II Beatrijs Io son Beatrice. Zie, ik ben Beatrijs. Ik zal mijn koele handen Op 't hoofd u leggen, zoodat alle koortse-branden Voor 't zachte streelen van mijn bleeke vingren zwicht. Voelt gij den kalmen adem op uw aangezicht? Ik zal uw gids zijn van dees naakte jammerstranden, Door woud en meer, en door de zengend heete zanden, Tot aan het oord waarheen zich ieders wenschen richt. Want ik ben Beatrijs; ik ben uw liefde, uw licht. Ik weet het: eng en steil en doodlang zijn de wegen; De levenslast zal loodzwaar op uw schoudren wegen, En tastend zult gij dwalen door den donkren nacht. Maar ik ben Beatrijs: zoo zal de last der dagen Door liefde u lichter zijn; zoo zult gij leeren dragen Tot u mijn liefde tot het allerhoogste bracht. Paul Kenis Vorige Volgende