Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] Credo in vitam aeternam Ik zie geen sterven in de late, trage dagen... Hoe is het licht zoo goud, hoe is de lucht zoo blauw, Hoe lijkt de nevel op die zilversluier: dauw, Niet op een lijkwa, die het moede jaar moet dragen. Ik zie de blaren niet, die rotten op de paden, Ik zie de blaren rood en goud in 't blanke licht, Ik zie de gladde knoppen alrêe opgericht, Beloften van het bosch, voor nieuwe levensdaden. Ik zie de bloesem van den hazelaar reeds hangen, Die rekke' en stuiven zal bij d'eersten lentewind; Ik ga het tuinpad langs, en wijs alrêe mijn kind Waar 't zaad zal kiemen, daar we nu reeds naar verlangen... Hoe zou ik vreezen, God, mijn God, daar wij toch weten, Dat onder 't aardsche kleed, waar 't ook aan flarden viel, Heel stil aan 't groeien zijn de vleugels onzer ziel, En 't Eeuwig Leven ons den Dood zal doen vergeten. Oct. 1910 Alb. Steenhoff-Smulders. Vorige Volgende