Vlaamsche Arbeid. Jaargang 6(1910-1911)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Liedje Het is zoo vreemd, het is zoo goed; De huize-toppen, zon-beschenen, Koeplen langs teer-blauw' hemel heenen: De winterzon rijst ons te moet. Het is zoo vreemd, het is zoo goed. De grijze, slijkbeglimde stad, Beneên het klare zongegevel, Hangt vol van grauwe schemernevel, De menschen schuiven, zwart en mat. De grijze, slijkbeglimde stad. O stralend-blauwe, teedre lucht, O gevels, die, in 't zongoud, rijzen, Daar welt me in 't hart een zoete wijze: Zóó wijkt ook in mijn ziel het grijze. 'k Ben voor geen droefheid meer beducht. Koel-klare dag rijst aan de lucht. Theo Weiman. Vorige Volgende