Vlaamsche Arbeid. Jaargang 5(1909)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 407] [p. 407] De Beiaardier Aan Jef Denijn Hoe vaak deed ik met u den tocht naar 't oud klavier, ter hooge torenkluis, ontverfd door zon en vlagen, en rustten stondenlang, met innig welbehagen, mijn blikken daar op u, mijn schoone beiaardier! Uw armen, rond en blank als vrouwenarmen schier, vloôn langs de toetsen heen, met felle, forsche slagen. 't Pedaal ontstampte uw voet gezangen breed-gedragen, al dampte uw reuzentors, gekromd in leen'gen zwier. Een klankendonder maakte uw oor doof van geluid. Uw spieren werden stram van rukken, duwen, snokken, uw longen hijgden zwaar; toch schoten spranken uit uw hel-grijs oog, toch zweefde een glimlach om uw mond: Gij wist ja, dat beneên een schaar te luistren stond naar 't juub'len uwer ziel, daar daavrend in de klokken. Herman Baccaert Vorige Volgende