Vlaamsche Arbeid. Jaargang 5(1909)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 384] [p. 384] Opdracht aan een Dichter Voor W.C.P. Jr. Ik wilde U in doorzongen peinzen naadren Met in mijn hand té schaamlen liefde-schat Van woord en klank... Ik wou àl glans vergaadren Die 't droomend-jonge leven mijn bezat... Als gouder zon op gouden herfsteblaadren, Waaraan ik 't vordren van de tijden mat, Zal 't stille doen van déze vrome daadren Een lichter glans zijn op Uw late pad. Gij zult eens gaan... Ik wil, dat vóór dat enden Dìt U een trouw-oprecht bewijs mag wezen Van mijne liefde voor U zelf, Uw werk; Dat ik een dáád heb mogen doen om 't sterk Gevoel U lichtend-duidlijk te doen lezen; Dat gij ontroerd uw hoofd tot mij zult wenden. Vorige Volgende