schoonheids-systeem van Kloos is dan ook niet overeenkomstig aan wat de Nieuwe Gids beweging indertijd aan zuivere belletrie gegeven heeft. Naar deze beschouwing is ‘De Kleine Joannes’ van Van Eeden het hoogste ethisch werk van de Nieuwe Gids-tijd geweest.
Kloos mist oogenschijnlijk nu daarin dat hij de ethica almaardoor blijft beschouwen als eene abstracte redenatie die door hare geaardheid een beletsel is tot zuivere schoonheid bij sommige dichters en vind voor zijne bewering redens in dichters als Wordsworth, Cowper, Milton.
Deze onderstelling bewijst weinig en slechts dat de wijze waarop eene ethica bij deze engelsche dichters aanwezig was eene verkeerde wijze is, daar ethica in de kunst niet eene abstracte redenatie behoeft te zijn maar zuiver en gaaf levensgevoel gelijk Dante en Vondel dit meestal in hun werk hebben.
Kloos bewijst nu maar eene verkeerde aanwending der ethica in de kunst en geenszins de onverzoenbare, als natuurlijke, tegenstelling der ethika met de kunst.
Ethika toch is zedelijk levensgevoel die oorzaak worden kan van groote kunst. Vooralsnog blijf ik betreuren dat wij een bewust onderscheid nazoeken tusschen ethiek en kunst, wanneer de voor ieder tijd organische eenheid dezer beiden het best zou begrepen worden zonder deze twee soort-benamingen, - die, misbruikt, het gemoed verwarren, - ooit in het bijzijn der Muze uit te spreken.
Het is maar zaak dat ethika en kunst voor malkander bewuste of onbewuste broeders zijn en het gaat ons weinig aan of in déze of géne tijd enkele dichters toevallig en voorbijgaandelijk deze twee foutief deden aanwezig zijn. Kloos doet toch erger: ethica heeft hij in zijne Veertien jaar Literatuurgeschiedenis onverzoenlijk tegenover kunst gesteld wat hij als eene groote hoedanigheid der Nieuwe Gids kunst is blijven aanzien.
Ziet de heer Kloos nu toch niet beter in dat, waar hij eene volkomen eenheid van kunst en ethica mogelijk vind voor de oude Grieken en Middeleeuwers, in principieelen zin zulks voor ieder tijd eene gangbaarheid blijft?
Het is maar zijne mindere waarde erkennen tegenover deze voorgaande geslachten wanneer men ‘ethiek’ en ‘kunst’ als afgunstigen tegenover malkander stelt en deze voor onzen tijd als onverzoenbaar aanbeveelt, op grond van een eigen en een andermans te-kort aan voldoende ethica.
Want in waarheid de vage ethiek waarvan de heer Kloos ten behoeve der Nieuwe Gids zaak nu bewust is geworden blijkt evenzoo onvoldoende als eene socialistische ethica, die eene der grondvormen is van hedendaagsche, hollandsche poëzie.
Bijzonderlijk deze laatste is van eene wisselvallige geaardheid die in feite vreemd figuur zal maken in een latere tijd, omdat zij niet gansch is zooals de katholieke ethica die alleen onwankelbaar en bestendig is te bestaan, daar