kostelijke gave der goden houdt, zal met Scharten ditmaal weer eens niet instemmen.
En, man-lief, waar haalt ge toch dit andere onsje waarheid vandaan? Uw kruidenier is voorzeker een wel-denkend gebuur en uw dagbladventer een klein wonder van kranten eruditie; maar... wist ge niet dat hunne mededeeling verkeerd was toen ze in Vlaanderen ‘geen sporen van ontevredenheid’ ondervonden ‘met den herfst der Tachtigers of met de Tachtigersrhetoriek?’ Wanneer ge dit schreeft hebt ge zelve wel uwe eigene woorden voor orakelklanken genomen? Ge zeidet eene meening zonder onderscheid in de waarneming, die nu kortzichtig is. Nu, om het enkel maar tot ons geval te bepalen: Van af het jaar onzes Heeren 1906 vertoonde het toenmaals onbekende tijdschriftje ‘Vlaamsche Arbeid’ overal de sporen van ontevredenheid met den herfst der Tachtigers of met de Tachtigers rhetoriek.
Ievers verder nog is het u groote ernst ons de les voor te spellen. We zouden beter doen de wervelende dichttoorts van Rodenbach door den vlaamschen nacht te zwenken dan bij de Nieuwe Gidsers scheef-gapende schoenen te leenen die ons toch niet passen. Uwe opmerking kan niet juister; ge hebt gelijk Scharten, maar daarin zijn de Vlamingen - geloof me - U toch wat voor. Nu loopt ge - ei zoo na - vast eene openstaande deur in. Ge zoudt onze jongvlaamsche tijdschriften eens op wat vrije uren moeten napluizen: Moeder Vlagge, Jong Dietschland, De Student, Jong Antwerpen, De Tijd, en dies al meer. Op een oogenblik dat de Nieuwe Gidsbeweging nog grootendeels den Moerdijk voor zuidergrens had, kwam het ons zoo gewoon voor als dagelijksch eten en drinken, dat heel de jonge studentenliteratuur in Vlaanderen van Rodenbachsche tinten en kleuren, ruige kracht en bonte spraak, overheind stond. En-dit-is-zij-nog! Niet zoozeer uit reden van Rodenbachs dichtpersoonlijkheid zelve maar uit princiep van vlaamsche kracht, dus niet altijd uit geest van brute en oppervlakkige navolging.
Voorzeker kondt ge die ‘sporen’ op de vier muren uwer kamer niet ontdekken maar uwe gave van onderzoek althans had hier eene te groote genoegzaamheid-met-zich-zelve en te weinig een nauwkeurig nazicht op het achterland der vlaamsche provincien. Wees eerlijk, Scharten, ga met aandacht de vlaamsche tijd hier na en herstel uwe bijzondere vergissing.
Karel van den Oever.