Vlaamsche Arbeid. Jaargang 5(1909)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Twee rossen Rasch klepprend hoefgetrap... Een gil... Twee rossen trekken de zwaarbevrachte kar den steilen heuvel op, te berg de manen, schoft en pooten strak, den kop waar 't oog in vlamt gestrekt, gerekt de peez'ge nekken. Heet kreunen wiel en as, de steenen spuwen gensters; de rossen houden goed, al dampt hun ronde romp en knarsen hunne tanden op 't gebit zich stomp. De bodem dreunt, de ruiten rammlen in de vensters. Een zweepslag nog, een kramp... Plots stokt het raatlend schokken, de roodgetierde voerman viert den toom, hijgt zwaar, streelt, pletsend met de hand, 't blij-huivrend rossenpaar en zegt: ‘Bravo Lis, en bravo Bles! Braaf getrokken!’ Ze staan daar, fiks en pal, de spieren nog in trilling; van goedigheid glimt thans hun straks zoo starre blik, en Bles die Lis bemint geeft haar een teedren lik die door haar huivrend lijf vaart met een heete rilling. Voort raast het stadsgerucht rondom in rustloos rellen... Och! wie heeft oog of hart voor 't treffend liefdeblijk van paarden ondereen, in drukke woel'ge wijk...? 'k Ben koud geworden en 'k heb tranen voelen wellen. Herman Baccaert Vorige Volgende