Vlaamsche Arbeid
Poezie-Kroniek
Verzen van Aug. van Cauwelaert. Vlaamsche Drukkerij, Leuven. - In onze huidige nederlandsche poezie hebben vele stemmen, bijzonder hollandsche, eenen kimstmatigen of vermoeiden klank, en het schijnt wel dat de weleer rijke hollandsche gevoelspoezie van '80 verdorren zal in eene cerebrale versificatie na de kortstondige heerlijkheid van een waarlijk verbazend meesterschap over den vorm. Ook in Vlaanderen schijnt men dien weg te willen bewandelen en zich geene rekenschap te geven dat alle kunst die door mode wordt gebaard broos en vergankelijk is als de mode zelf. Daarom geloof ik dat de toekomst behoort aan de dichters die zoo natuurlijk mogelijk, met de gewonnen vormschoonheid, zeggen zullen waarom zij treurig zijn of blij, die de lente zullen bezingen en de zomer, de smart, de liefde en den strijd, alles in een woord wat sinds eeuwen het menschenhart beroert, zich niet bekommerend om als veerdige stielmannen hunne taal zoo kunstig mogelijk te cultiveeren tot een broeikas-exemplaar van moderne philosophie.
Ik weet niet of dichter Aug. Van Cauwelaert die zijn eersten bundel verzen komt uit te geven zich het gevaar bewust is geweest van eene mode die, zoo zij eens almachtig regeert, de dood moet zijn van wat men vroeger noemde - om nu eens eene banaal-geworden uitdrukking te gebruiken in hare vrij-juiste oorspronkelijke beteekenis - het ‘dichterlijk gevoel’. Het bewustzijn van dit gevaar is reeds eene verdienstelijke gave op zichzelf; maar liever nog wil ik gelooven dat Van Cauwelaert's verzen geschreven zijn buiten theorie-bekommernis, onder louteren gevoelsaandrang.
Want het is wel het natuurlijke, het spontane dat mij het eerst en meest getroffen heeft in het grootste deel der verzen. Dat is wellicht de rede om dewelke de ‘vorm’ van het meerendeel der verzen niet verkozen schijnt met het doel dien als kleedje aan te passen aan dit of dat gevoel maar integendeel: de vorm de natuurlijke uiting is van het gevoel waarmêe hij één is, zooals één zijn met de bewegingen van het lichaam de harmonieuse plooien van een kleed.
Zoo zijn bijv. gedichten als Schemeruur, Avond, Avondliedeke, Zomer, Kerstnacht heel teere uitingen der ziel die soms weliswaar nog te aarzelend