Hierin ligt de grootendeels eenige oorzaak van ontkenning, geringschatting en meestal verzwijging van zooveel der atmosferische verhalen van Hendrik Conscience, Domien Sleeckx en Eugeen Zetternam; de idylisch-sentimenteele stemming van een verhaal als ‘De Loteling’, de historieel-16 eeuwsche uitbeelding van eene geschiedkundige schets als ‘De Zwarte Gallei’, de chimerisch-fantastieke uitwerking eener verbeeldingsvolle vertelling als ‘Rowna’, was voor den Tachtiger ontoegankelijk door een hinderlijk zenuwachtig taalgevoel, tot in zijne fijnste uiteinden ontwikkeld en gevolgentlijk als eene der hoofdredens gangbaar gesteld om goede literatuur van de kwade te scheiden.
Zooveel der goedleefsche poezij van Theodoor van Rijswijck en der breed-drachtige, Hugoliaansche lyriek van Prudens van Duyse is door deze esthetische vooropgezetheid veronachtzaamd; de vlaamsche traditie zelve wordt stilaan vergeten door de Nieuwe Gidsformuul en het drafje achterop van Van Nu en Straks.
Terwijl mij nu het keurig hollandsch taalgevoel van '80 eene emotieve oorzaak schijnt die uit zich zelve de veroordeeling en afstraffing vordert der oudere vlaamsche letterproductie, wier geestelijke literaire weerde ik nochtans erken, past het aan dit vermoeden op vóldoende wijze niet slechts een voorkomen van waarschijnlijkheid te geven, maar zelfs deze door een niet al te willekeurig voorbeeld voor zich zelve te doen spreken.
Een der minst taalgevoelige der oudere vlaamsche schrijvers en een antwerpsch tijdgenoot van Hendrik Conscience - ik noem de vergeten naam van P.F. Van Kerckhoven - heeft somtijds midden de ononderbroken verwaarloozing van den woordmooien vorm eene zulkdanige geestelijke stemming in menigeen zijner Italjaansche Verhalen, dat het klaar blijkt hoe deze locale atmosfeer, buiten allen subtiele woordkunst, te weeg gebracht werd.
Want ik ken geen vlaamsch schrijver wiens taal zoo verarmoed, zoo grijs en mat, wiens woordkeur zoo vaal en goor gevormd is. Maar wat hem in onderscheidend taalgevoel mocht ontbreken heeft hij op wisselvallige beurten nochtans door een zeker geestelijk verbeeldingsleven weten aan te vullen, waardoor hij ging gelukken eene inwendige, suggestieve atmosfeer aan sommige verhalen te geven.
Deze suggestie nu was bij hem een onwillekeurig middel tot verdienstelijke literatuur. Immers was het bij het meerendeel onzer oudere vlaamsche letterkundigen er minder om te doen stemmingsvolle woordkunst te scheppen - wat slechts door een zeldzaam ontwikkeld taalgevoel kan verkregen worden, - dan wel een suggestief