Vlaamsche Arbeid. Jaargang 4(1908)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Fluit-spelend geraamte Aan Mevrouw V.d.W. Het waadloos Rif, preusch op een paal zijns weegs gezeten, Wijl 't leêg gelaat noch vreugd nog zichtbaar leed beduidt, Op eigen scheenbeen stug een wiss'lend deuntje fluit, Tweetonig als alleen daimoon of sater weten. Waar voorheen hartstocht joeg is nu de borst een keten Die hart omvaâmt noch iets dat leeft door een geluid, Wijl de ademhaal, die keelgang spant noch kaken, uit Welk ongeweten diepte stijgt, vrij, ongemeten. Want staag de twee-deun klinkt... Hoor, 't hinkt en huppelt loos... Doch éer ge denken zult, 't is vreugd', een andre voos Rustvol pijpt-aan en klaagt en weeklaagt radeloos. Vraagt gij, o vrouw, 't geraamt: ‘Waarom dit spel?’ - Ik niet: Hij minde, en Zweeg... Welk zeer en doover trots 't bediedt, 't Rif U - en mij? - thans meldt, op het gewikste riet. F.V. Toussaint van Boelaere Vorige Volgende