Vlaamsche Arbeid. Jaargang 4(1908)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 231] [p. 231] Aan den heer H.J. Boeken, bij wijze van bedanking voor de opdracht aan mij van zijn sonnet tot de Nikê van Samothrake... Voorbode niet, maar dóór het schoon geluid Der nieuwe lente, wonder- stille akkoorden, Als midden in 't getuit van trom en fluit De teêrste harpe-klank dien 't oor ooit hoorde; - Een mildë adem, door verliefde borst gëuit Tot stilling van de pijn wen zwijgen woorden; - Een fluister-vraag, die nooit op weigren stuit, Verzoekend 't oop'nen van des harten poorte: Zóo nadert mij, bekorend geest en oor, Hein Boeken's vers: de rythmus der gedachte; Zoo smaak ik het, en lees 't mezelf steeds vóór Welzaal'g of 't liefst gelaat me tegenlachte - En zwijg, als het piepende jong voor een zoetere stem, Genietend den zang die verlicht zijne duistere brem. F.V. Toussaint van Boelaere Vorige Volgende