Vlaamsche Arbeid. Jaargang 4
(1908)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |||||||
Vlaamsche ArbeidPhilosophie en MoraalHet Modernisme en Professor Vercoullie. - Aan de Gentsche Hoogeschool onderwijst een befaamd man met name M.V. - Die man heeft nooit van zijn ambt misbruik gemaakt om te propagandeeren voor of tegen rationalisme, liberalisme, flamingantisme. Hij daagt ons uit om het bewijs van het tegenovergestelde te leveren... Zijn vak is de germaansche philologie, en hij zou goed doen er nooit buiten te gaan; dat wil nochtans niet zeggen dat hij hier nooit geene ketterijen heeft verkocht; o neen! Pas geleden kregen wij nog te lezen dat hij geen woord paleographie kentGa naar voetnoot(1); maar op dit terrein toch, wij geven het vreugdig toe, heeft hij degelijk en zeer degelijk werk verricht. Elders is het zooniet gelegen. Logica heeft hij, blijkens zijn laatste gewrocht, ofwel nooit gestudeerd, ofwel zorgvuldig vergeten. Het bestaan der criteriologie schijnt hij nog niet ontwaard te hebben; spijtig genoeg, want de criteriologie speelt de hoofdrol in het modernisme, en in de twee lange opstellen van M.V. is er niet eenmaal spraak van, ik zeg niet eenmaal; afdoender bewijs is niet denkbaar, om vast te stellen dat M.V. absoluut niet weet wat ‘Modernisme’ is. Heeft hij de encycliek aandachtig gelezen? Menigen zijner beweringen nopen mij de vraag ontkennend te beantwoorden. Daarbij gelezen of niet gelezen, zijn totaal gebrek aan philosophische kennissen moeten in alle geval de encycliek voor hem onverstaanbaar maken. In de geschiedkundige wetenschap is hij zeer ervaren. Hier mag hij zelfs over indrukwekkende ontdekkingen roemen: namelijk heeft hij bijna bewezen dat er Jezuiëten tegenwoordig waren op den slag der Gulden Sporen! Men lette wel op onze woorden: wij zeggen bijna, want de zaak is nog niet gansch uitgemaakt. Zooveel staat reeds vast dat er in de veertiende eeuw - in 1300 en... - Jezuiëten bestonden en reeds handschriften bezatenGa naar voetnoot(2). Als geschiedkundige dus staat het meesterschap van M.V. buiten kijf... Wat | |||||||
[pagina 175]
| |||||||
dan toch alleszins zoo zeer niet moet verwonderen, aangezien M.V., de man der plicht, door zijn ambt genoodzaakt is geweest de geschiedenis der vlaamsche taal, der vlaamsche manuscriptendepotten en bijgevolg ook der vermaarde kloosterbibliotheken te kennen. Op godsdienstig gebied, - het spijt ons - is de kaart nogmaals gedraaid: hij weet niet eens, hij de verdediger van Renan's gedachten, dat de uitgave die courant aangehaald wordt, de 13de isGa naar voetnoot(1); en weze het feit nog zoo gering, mannen die het als taak aanzien, anderen voor te lichten, mogen tegenover zulke elementaire stielkennis niet vreemd staan. M.V. heeft ten andere de hoffelijkheid gehad zelf op te geven hoe hoog zijn theologische barometer wijst! Achttien jaar lang - zegge achttien jaar van zijne geboorte af tot op zijn achttiende jaar - heeft hij de lessen van godsdienst gevolgd en later nog... belang gesteld in godsdienstzaken! En die doctor theologicus is door den opstelraad van De Vlaamsche Gids als referent ingewilligd der godsdienstige vraagstukken! In den gewonen levenswandel wil M.V. voor welopgevoed man doorgaan. Hij bezit zelfs de kunst om op zeer beleefde wijze, bewust of onbewust, zeer onfatsoenlijken praat te voeren: zeer gemanierd, bewust of onbewust, verwijt hij ons, leeraars aan colleges en seminariën, honderd jaar achteruit te staan: ‘In onze geestelijke colleges is Feller nog de geschiedenis en Bergier nog de apologetiek!’, en staat dan heel verbaasd dat men zich op de teenen niet laat trappen en riposteert. Koddig! M.V. is briefwisselend, lid der Belgische Academie. Dit scheen noodig gezegd om de missing te voorkomen die, dank zij een blad van GentGa naar voetnoot(2) in de openbare meening dreigt te sluipen. Daar wordt M.V. voorgesteld als lid der Academie! Werkend lid? Werkend lid is hij nog niet, maar tot zijne geruststelling voegen wij er aanstonds bij dat volgens ons zijne benoeming niet lang meer zal uitblijven. Hij schrijve nog eenige stukken over modernisme in den Gids, dan is zijn naam gemaakt, zijne zaak in regel en zijne benoeming klaar! Nader onderzoek. - Wij hebben methodisch willen te werk gaan. De kennis van den schrijver zal wellicht klaarte brengen in de uiteenzetting die nu gaat volgen, namelijk een soort kommentaar op een stuk getrokken uit 't jongste gewrocht van M.V. Waarom dit stuk en geen ander? Is er dan maar één keurstuk te ontdekken in het 19-groote-bladzijden-lange opstel van den gekenden Professor? Volstrekt niet! M.V. heeft een recht kunstwerkGa naar voetnoot(3) in de | |||||||
[pagina 176]
| |||||||
wereld gestuurd, iets dat van kop tot teen een kunstwerk is; gansch het artikel staat op de hoogte van't stuk dat wij bespreken. En waarom dan dit stuk? Ten eerste omdat wij hier, volgens M.V. zelf, ‘aan een hoofdvraag raken’, en ten tweede, omdat het te bespreken punt deels van geschiedkundigen aard is en M.V. er denkelijk met meer bevoegdheid zal kunnen over handelen dan over uitsluitelijk philosophische of theologische vraagstukken. Wordt zijne kunde hier licht bevonden, dan gisse de lezer wat zij elders is. Duidelijkheidshalve geven wij hier in hun geheel de alinea's, over dewelke het onderzoek gaat. Uit ons opstel: Janus bifrons
Vergelijk en besluit: 1o Dat Loisy in 1903 sprak gelijk Pius X in 1907, en onze bovenstaande gezegden bevestigt. 2o Dat Loisy, met het dubbele voorhoofd, in 1907 zijn eigene gedachten ‘zoo naïef vindt, dat hij niet meer weet waar hij het heeft...’ 3o Dat Vercoullie zich door Loisy met den neus rond den tuin heeft laten leiden. Antwoord van M.V.: ‘Waar hebben de modernisten ooit gezeid dat ze geen philosophie hebben? Alle mens heeft, bewust of onbewust, zijn philosophie en past die bij gelegenheid, bewust of onbewust, toe. Maar de kwestie is of de philosophie van de modernisten iets te zien heeft in hun werkmethode. De kritiek is niet aan het einde, maar aan 't begin van hun werkzaamheden: zij doen eerst philologiese kritiek en historiese kritiek; daarmee stellen ze philologiese en historiese feiten vast, die zijn wat ze zijn en waarvan geen een encycliek kan beletten dat men ziet en zegt wat ze zijn. En wat ziet men? | |||||||
[pagina 177]
| |||||||
Dat vele philologiese en historiese feiten in strijd zijn met officiële bevestigingen van de kerk, en dat er voor andere bevestigingen, waarmee geen feiten in strijd zijn, geen feiten te ontdekken zijn om ze te staven. Bij dit alles is geen philosophie van doen. Doch daar de modernisten gelovigen zijn, die willen blijven geloven, gaan zij eindelik over tot de vraag: hoe te bewerken dat die bevestigingen van de kerk zouden ophouden in strijd te zijn met de feiten of als feiten zouden voorgedragen worden wanneer zij het niet zijn, - en hierbij komt philosophie te pas.’Ga naar voetnoot(1). Eerste vertoog. De wetenschap bezigt soms hoogdravende woorden om doodeenvouwdige begrippen uit te drukken. De benamingen critiek, historie, philosophie, zijn in 't geval. Stel b.v. een document, toegeschreven aan de 18e eeuw, hetwelk verhaalt dat Maria Theresia per automobiel van Weenen naar Brussel is gekomen. Het feit is zeker valsch (historie); de woorden per automobiel zijn zeker onecht (critiek). En waarom besluit ik dat en feit en document valsch of onecht zijn? Omdat het gezond verstand (philosophie) zegt dat het toenmaals onmogelijk was per automobiel te reizen om de eenvoudige reden dat er toen geen automobiels bestonden. De woorden critiek, historie, philosophie, vallen respectief op het document, het feit de reden van verwerpen of aannemen. En wie begrijpt niet dat de drij oordeelsvellingen: het document als onrecht aanzien, het feit loochenen, zijne onmogelijkheid beseffen, gelijklijnig vooruitgaan? Bij 't lezen van 't laatste woord van verondersteld document zijn de drij oordeel en geveld. Onweerstaanbaar dringt zich deze vergelijking op. Iedereen weet hoe men kanonnen vervaardigt, ‘on prends un trou et on met du bronze autour’, zegt de franschman. Neem een holte, giet er brons rond en de zaak is geflikt. Holte en omslag, binnen- en buitenkant van den omslag gaan gelijklijnig en gelijktijdig vooruit, zoo ook critiek, historie en philosophie. De zaak is zonneklaar, en de opvatting dat de Encycliek drij chronologisch opeenvolgende werkingen onderscheidt is te naïef om er langer bij stil te staan. Welnu de modernisten hebben hunne philosophie.Ga naar voetnoot(2) Van waar komt ze? Ze gaat uit van Kant en loopt over Hegel, Schleiermacher naar Ritschl, knoopt aan in Frankrijk met de lijn Bergson-Le Roy-Wilbois-Blondel, en vertakt zich verder naar de landen van overzee, Engeland en Amerika. En wat behelst ze? O.a. de stelling van het agnosticisme, dat wil zeggen, de onmogelijkheid van door het verstand alleen God te kennen. | |||||||
[pagina 178]
| |||||||
Verondersteld nu dat een document, de Bijbel, de goddelijkheid van Christus bevestigt, dan redeneert de modernist zoo: Het feit (historie), de goddelijkheid van Christus, kan niet bewezen worden; het document (critiek) leert wat men dacht en kan dus niet dienen om vast te stellen wat is of was. En waarom redeneert hij zoo? Omdat zijn agnosticisme (philosophie) de mogelijkheid van het kennen der godheid uitsluit, net zooals in het hooger opgegeven voorbeeld onze rede, de onmogelijkheid der reizen per automobiel in de XVIIIe eeuw uitsloot. Men ziet dus dat bij de modernisten het vaststellen der feiten onvermijdelijk door hunne philosophie beinvloed wordt. En nu vraag ik mij af hoe M.V. er toe gekomen is het volgende juweeltje in 't licht te brengen: ‘Dus 1. kritiek, 2. philologie (?) en historie, 3. philosophie. Als nu Loisy in 1903 de echtheid van 3. erkent, spreekt hij zijn eigen in 1908 niet tegen als hij dan toont dat Pius X de dingen het onderst boven stelt met te zeggen dat hetgeen zich in de orde 1-2-3 voordoet, zich vertoond als 3-2-1’ (sic). M.V. moet buitengewoon onderhevig zijn aan de verstrooidheidGa naar voetnoot(1) maar, was hij nog student en moest hij een examen ondergaan, - zijne collega's in de geschiedenis zullen met mij eens zijn - zijne verstrooidheid zou hem duur aangerekend worden. Spijtig! En M.V. had zijn examen zoo goed begonnen, alle mens, zegde hij nog zoo juist op bl. 549, heeft bewust of onbewust zijne philosophie en past die bij gelegenheid, bewust of onbewust, toe, en eenige oogenblikken later, 10 regels verder, sprekende over het vaststellen van feiten en 't onderzoeken van documenten, smijt het alles het onderste boven en stamelt: bij dit alles is geen philosophie van doen. Hoe is het mogelijk? En zeggen dat Loisy-van-1903 naast hem stond en hem in het oor fluisterde: ‘M.V., gij zijt abuis. De feiten zijn hier maar een bijzaak, de philosophie is alles’. Maar M.V. was reeds zoodanig verwardGa naar voetnoot(2) dat hij niets meer hoorde... en zich koortsachtig het hoofd afbeulde om het netelachtige vraagstuk op te lossen of men eerst het kot maakt of eerst den omslag, en geen acht meer gaf op 't woord van den professor, die hem déze zotte vraag niet stelde, maar hem bedaard vroeg uit welke stof kanonnen vervaardigd worden? ‘Uit brons! uit philosophie!’, riep nog Loisy, maar te vergeefs... 2de vertoog. Een geschil ontstaat - in de inbeelding van M.V. - en van sommige modernisten,Ga naar voetnoot(3) zeker niet in die van Loisy, voor wat het wezen van Christus | |||||||
[pagina 179]
| |||||||
aangaat - een geschil ontstaat tusschen twee vijandige machten: tusschen feiten en dogmen, of, met andere woorden, tusschen geschiedkundige wetenschap eenerzijds, en kerkelijke uitspraken, bevestigingen der R. Katholieke kerk anderzijds, of nog met andere woorden, tusschen wetenschap en geloof: ‘hoe te bewerken dat de bevestigingen van de kerk zouden ophouden in strijd te zijn met de feiten?’ Hoe? M.V. slaat den nagel op den kop als hij zegt dat de vrederechter hier de philosophie is; zonder figuur, sommige modernisten willen hunne wetenschap en het geloof overeenbrengen bij middel van een philosophisch stelsel, het modernisme of de modernistische philosophie. Die aanwending nu van de philosophie is nieuw en behoort tot het modernisme. En wat heeft M.V. in zijne twee ellenlange artikelen, plechtig met de woorden Modernisme, Nog over Modernisme betiteld, aangaande die poging gegeven? Niemendal. Hij heeft op min of meer kunstige wijze onjuiste, onechte, en bovendien verouderde en niet samenhangende dingen bijeengeflanst om den zoogezegden strijd tusschen geloof en wetenschap vast te stellen; over de poging ze bij middel van philosophie overeen te brengen, schrijft hij in zijn eerste opstel geen enkel woord, en in zijn tweede - M.V. doet vooruitgang, wel is waar, langzaam maar toch vooruitgang - deze niet veel zeggende woorden: hierbij komt philosophie te pas. Had hij nu gezegd welke die philosophie is, hoe ze aangewend wordt. Maar wat heeft hij gedaan? Woordenkramerij uitgepakt, en nevens de kwestie gesproken. Appelen hebt gij verkocht, M.V., appelen voor citroenen. 3de vertoog. En hoe is het nu verder met het geschil afgeloopen waarvan spraak was in tooneel twee? Tooneel een heeft zonneklaar bewezen dat de scheidsrechter, de philosophie, aan de feiten ongelijk gaf met deze uitspraak: ‘Hebt gij betrek met godsdienst, dan ken ik u niet; ik ben agnostieker’; en aan de kerkelijke bevestingen: ‘Gij ook zijt van godsdienstigen aard? zelfde vonnis’. Een eigenaardige scheidsrechter voorwaar, die de twee in geschil zijnde partijen wil overeenbrengen met de ongehoorde uitspraak, dat die partijen niet bestaan. Had M.V. ooit vermoed hoe die scheidsrechter, de modernist, te werk gaat, dan had hij nooit deze twee onbetaalbare zottigheden geuit: Ten eerste, dan had hij nooit gedroomd dat de modernisten te werk gaan ‘volgens de moderne methoden,’ ‘de moderne werkmethoden’ en dat ‘de geloovige bewijst, en de geleerde (de modernist) zoekt’; en dan had hij nooit uit 't oog verloren dat ‘de modernisten geloovigen zijn die willen blijven gelooven’. - Hier is de professor nogmaals sterk verstrooid geweest, op eenen | |||||||
[pagina 180]
| |||||||
afstand van juist 10 regels worden de modernisten van geloovigen herschapen tot geleerden, tot geleerden, wier methode de dorpskapelaan, die nog altijd in Pius X voortleeft, niet heeft verstaan. Nog tusschen haakjes: wat verstaat M.V. door philologische feiten die in strijd staan met officieele dogmatische bevestigingen der kerk? O die verstrooidheid! - Ten tweede, dan zou hij met Loisy verstaan hebben dat, wie ook den troon van Petrus bekleedde, het zij Leo XIII, ‘de diplomaat’, of Pius X, de ‘zeer eerbiedwaardige’ (nieuwe stijl, 2de opvatting, 2de opstel) oud-dorpskapelaan, eene uitspraak der kerk zich opdrong.Ga naar voetnoot(1) Waarom? Omdat het modernisme én feiten én geloof ontkent. Ofwel, blijft hij toch aannemen dat de modernisten wetenschappelijk te werk gaan, en dat het geloof door hen niet wordt ten gronde gebracht, dan weze hij op zijn hoede! Want het gevaar is nabij: M.V. moet weten, hoe oppervlakkig ook, dat de philosophie der modernisten in den grond dezelfde is als die van het meerendeel zijner onzijdige universiteitscollega's. Blijft hij toch bij zijn gedacht, dan zou zijn geloof plaats kunnen maken voor modernisme en zijn kluchtspel uitloopen op een voorval van hoogcomischen aard: de inkeer van M.V., zijn terugkeer tot het geloof, ik wil wel, tot het onlogisch geloof der modernisten, maar logisch of onlogisch dat kan M.V. niet schelen.
A. Van Langendonck | |||||||
MengelmarenVlaamsche Arbeid-Uitgaven. - Geleid door dit dubbel doel: goed, literair-zuiver werk van vlaamsche jongere schrijvers te verspreiden in ruimeren lezerskring en onze letterkundigen in de uitgave en bekendmaking van hun werk behulpzaam te wezen, begint Vlaamsche Arbeid de uitgave van eene reeks waardevolle boeken. Deze boeken zullen allen afzonderlijk verschijnen, in onbepaald aantal, naar gelang het aanbieden der schrijvers, en aan wisselende prijzen, volgens het belang van het werk, zonder eenige overeenkomst van wege de redactie van ‘Vlaamsche Arbeid’ tenzij deze: zooveel mogelijk slechts hooger-staande werk onder de benaming harer Uitgaven te laten verschijnen. Van wege den lezer ook bestaat er geene verbintenis meer, zooals het 't geval was met onze uitgave Het Vlaamsche Boek die we uit redenen van | |||||||
[pagina 181]
| |||||||
practischen-stoffelijken aard - waarvan de voornaamste is: de stichting van gelijksoortige ondernemingen, zooals De Wereld-Bibliotheek, en de Nederlandsche Bibliotheek, ook ons doel van breedere literatuur-verspreiding voorstaand en daartoe over veel machtigere geldmiddelen beschikkend - besloten hebben niet meer voort te zetten. Onze lezers zullen zich, volgens beliefte, de boeken aanschaffen, naar gelang hunne verschijning. Als eerste boek onzer nieuwe uitgaven, zal verschijnen: De Strijd, een novellenbundel, van Mr Constant Eeckels, de zoo rijke dichter van Heimwee en Kruisbloemen, eene der allerschoonste schrijversfiguren van ons land. Uit het prospectus halen we volgende regelen aan: ‘Na het weemoedszware Heimwee en de tragische Kruisbloemen, komen thans die novellen, verrassend door hunne schijnbare tegenstelling met het vorige, dat de dichter ons gaf. Was het uit de diepte van zijn bewogen gemoed dat de zangen ruischten, nu is het de beelding van het leven rondom dat wij bestaren, het groote, het machtige leven, golvend over de wereld. 't Is het lijden en lieven, het neerduiken en opgaan der enkelen in den Babylonischen woel der havenstad. 't Is als een hymne voor de Schelde, die bruist door die bladzijden, een verheerlijken van het werk der drommen, die zwoegen in de schaduw der statige kathedraal. Meekringend in dien kolk, waar alle levensstroomingen bijeenvloeden en alle zielekrachten uitstorten, heeft Eeckels in deze novellen den werker gebeeld gelijk hij waarlijk slaaft en worstelt in kalmte en beroering. 't Is het vredig naast elkander gaan of het felle opeenschokken van grooten en kleinen, 't is de strijd, de steeds scherpere strijd voor het bestaan die daaruit opdavert. 't Is een boek vol innig meewaren en diepvoelende liefde voor de zwakken, de schamel en, voor allen die lijden. Het boek zal ongeveer 320 blz. groot zijn, gedrukt op schoon en goed papier, met moderne letter. De prijs is zoo laag mogelijk gesteld, om het in ieders bezit te doen komen: frs 3.50.’ Voorts zijn onderhandelingen aangeknoopt om in deze uitgaven, werken op te nemen van M.M. René Vermandere, Gerard Ceunis, André de Ridder, Gust. van Roosbroeck, Karel van den Oever, Jan van Nijlen, Jozef Muls, Frans Delbeke, Felix Timmermans, August Van Cauwelaert, Edmond van Offel, enz., enz. Deze uitgaven staan buiten alle politiek. De Vlaamsche Arbeid-redactie laat de zedelijke verantwoordelijkheid ervan, vollediglijk aan de schrijvers over. |
|