door heel zijn werk weg te houden en het vlak bij de natuur te doen staan, alleen de werkelijkheid te laten spreken.
Hierin gelukt hij wel ten groote deele, echter niet algeheellijk, en dat noem ik een geluk: de inmenging van zijne gul-sentimenteele levensontvankelijkheid in het positieve drama van zijn verhaal, werpt over het doodsche, zielloos levensschema van het louter-naturalistisch product, een lichting van stille emotie, die subtiel-zeker op den lezer inwerkt.
Met al deze opmerkingen doel ik bovenal op De Meester 's machtig Geertje, alsook op zijnen laatsten roman Aristocraten. Ik moet zeggen dat ik niet heel veel houd van het eerste werk van de Meester. Een Huwelijk en Louise van Breedevoort, - hoe minutieus en bewonderingsweerdig raak-typeerend van psychologie ze ook mogen wezen, en hoe hoog ik dan op slotsom de fijne, pittige vertel-knapheid van De Meester erin moge apprecieeren, en schoon ik eindelijk moet bekennen dat De Meester er ten minste dit resultaat mede bereikte: leesbaar werk met hoogere kwaliteiten bij de nederlandsche burgerij in te voeren - noch de schetsenbundels Deemoed, Allerlei Menschen en Over het leed van den hartstocht bezitten volstrekt niet de levensvolheid van Geertje of van Aristocraten. Greep toen de fransche invloed nog sterker op De Meester in? Me dunkt, in elk geval, dat juist aan die boeken ontbrak, naast de objectieve levensvizie, dat superieur menschelijke en levendig dramatische gemoedselement dat we zoo fel-ontwikkeld in Geertje terugvinden. We missen het in nog wel meer werken, maar in deze boeken sprong zijne afwezigheid zooveel te duidelijker in 't oog als dat De Meester een heel arm taalen woordkunstenaar is - over een stijl beschikkend wel heel sober en incisief, rap-raak en pakkend, maar iets of wat kil, ontdaan van de overmeessterende bewogenheid eener breed-rythmische zinnen-constructie - en dus niet kon het ontbrekende innerlijk rythme vervangen door een hoog-pralend uiterlijk rythme.
Dat Geertje! 'K herinner me hare opschuddingwekkende verschijning, het plotselinge en eenparige enthousiasme van de kritiek: Van Nouhuys, die schreef: ‘de tragedie is ontzettend groot in dit boek van waarachtig leven’ - Robbers, die zwoer: ‘dit boek is volkomen gelukt, het is een meesterwerk, het is áf’ - De Bom, die roemde: ‘dat levensvolle verhaal, zoo heelemaal zonder leemten en holten’ - Dekking, die jubelde: ‘Geertje is het meest echt-menschelijke, het rijkst doorleefde en het diepst doorvoelde boek dat onze literatuur geleverd heeft.’
En werkelijk: we mogen Geertje rekenen bij de beste in 't Nederlandsch geschreven romans.
Niet dat dit werk den lezer van af de tien eerste bladzijden, als met twee stalen vuisten, bij de keel vastgrijpt om hem te houden, 500 bladzijden lang, gebukt onder de suggestie eener hoog-gespannen aandoening en hem maar even