Vlaamsche Arbeid. Jaargang 3
(1907)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
Vlaamsche ArbeidOns Leven, door J. de Cock. - Ons jolig leven aan de Leuvensche Hoogeschool! Lief en leed, plezier- en blokpartijtjes... Dat alles nog eens herzien in de pracht van fleurige tafereeltjes; 't hooren vertellen met gemoedelijken ernst en zacht- spottenden lippenlach; het voelen hoe we gelukkig waren toen tot in ons droefheden toe; ons jeugd herbloeiend zien opgaan in hart en geest: wat een zielgenot! Ik wist niet dat het dagboek van een schachtGa naar voetnoot(1) zoo'n revelatie kon zijn. Nu, 't is ook ‘ingeleid, uitgegeven en aangeteekend’ door een leeraar aan de Hoogeschool en die heet J. De Cock! Wat heb ik hem dikwijls zien zwerven Leuven door, Leuven rond, alléén, door regen en wind, bij zonneschijn en zomerhitte, gedoken in zijn eenzelvigheid zoo 't scheen... en toch zijn oogen - die waren als spot-oogen - wijd openturend naar de comedie die speelde rond hem. Hij had het beet allemaal. Die korte, ineengedrongen zwartgerokte zag wijder dan een gewoon sterveling zien kan; die oppervlakkig sture vent, met laat het maar zeggen - iets of wat weerbarstig gelaat, voelde diep in hem den weerklank van al wat te trillen en te leven lag in ons geestdriftig jong gemoed. Sceptiek en sterk-geloovend toch aan al de idealen van een Vlaamsch Katholiek student, kwam bij me dikwijls voor als een levende contradictie. Als zoo iemand nu aan 't borstelen gaat met kleuren van woorden en visie van een zienersgeest dan is 't een overrompelen van frisschen humor, een cinematograaf van lichtbeelden dat het flikkert voor uw oogen, en tevens een vuurwerk van scherts opgaand in de zoetigheid van zomeravonden. Op den achtergrond: het praalwerk: de ernst van ware levensopvatting, althans van 't leven aan de Alma Mater. Met zijn uiterlijk spot-zieke bedoelingen is dit boekje veel meer dan eenvoudig, raak-weg vertellen. De veredelende gedachte schuilt onder 't lachplooien der lippen en treft u des te meer. Lees daarbij de bladzijden waar de Benedictijnen van den Caesarsberg | |
[pagina 91]
| |
worden bezongen in de eurythmie van hun psalmodieeren. Geen J.K. Huysmans heeft ooit beter uitgedrukt de verhevenheid en de poezie dier hemelsche getijden. Mij is 't een zalige vreugd. En laat nu die schacht heelemaal mis zijn wanneer hij 't heeft over klassieke Humaniora, die synthesis van 't leven aan de Leuvensche Hoogeschool, zonder kopbrekerij noch geleerde verwaandheid, wekt in mij een literaire blijdschap op, waarbij ik aan 't droomen ga over tijden die niet meer komen zullen... K.E.
M.J. Brusse - Landlooperij en Het nachtlicht van de zee. (Nederlandschen Boekhandel te Antwerpen, fr. 1.75 en 1.-) Van den gevierden schrijver van Boefje, verschenen deze laatste maanden, twee nieuwe werken Landlooperij en Het nachtlicht van de zee, 't eerste verbeeldend de zwerftocht van een dagbladschrijver onder stroopers en schooiers, 't tweede bevattend de beschrijving van een lichtschip en van het weeë bestaan zijner bemanning. Brusse is noch realist, noch impressionnist, noch psycholoog; hij is geen fijnslijper, geen woordenversierder, geen frazenmuzikant; zijne kunst behoort eer tot de journalistiek en tot het reportage dan tot de literatuur. Maar brusse bezit een oog zoo scherp, zoo doordringend, zoo navorschend, een karakter zoo eenvoudig, zoo sympathiek, zoo gevoelig en beschikt tevens over eene taaltechniek zoo soepel en zoo los en tegelijkertijd zoo kleurig en rijk dat hij, in zijne werken, meer echte menschelijkheid, meer rëeel leven heeft weten te blazen - en uit dat leven in ons te jagen eene groote humarne sympathie voor de ellendigen, de outlaws, de baarvoeters die hij beschrijft - dan de meeste onzer moderne Couperusjes niettegenstaande al hun zielkundig geleuter en hunne sentimenteele stemmingskweling. Een heerlijke geut van leven gulpt je tegen uit die boeken, overstroomt je, baadt je, zuivert je... Tijpen lijk Boefje, lijk de Mottige, lijk de kapitein van het lichtschip zijn met eene vaste hand gegrepen uit het alomstuwend leven, terwijl silhouetten lijk die getrokken in het eerste hoofdstuk van Landlooperij, op het nachtschip dat meevoert de rampzaligheid van al die wrakke levens, soms het meewarige observatievermogen en de pijnlijke visie van 'n Dickens en 'n Dostoiesskij herinneren. Brusse bezit ‘le génie de l'observation’ en de royale macht om typen te scheppen, om leven te bezielen en om ons door de eenvoudige voorstelling - want hoe sober en simpel, voor geen zier pathetiek of romantisch, zijn zijne middelen! - van een pariabestaan te ontroeren, tot in den achtergrond onzer broederlijke menschelijkheid. A.d.R. | |
[pagina 92]
| |
Victor de Meyere - Langs den Stroom (Uitgave van De Seijn-Verhougstraete, Aalst - fr. 3.50) Die laatste bundel van Mr Victor de Meyrere vertoont zeker wel eene betrekkelijke gelijkenis met Brusse's werk; eendere scherpte van visie, eendere simpelheid van voorstelling, eendere realiteitssterkte, met echter min plastiek, min intensiteit van inwerking en oppervlakkiger zieleleven: een voorname lof, in elk geval. Langs den Stroom: werk van een verfijnde, gevoelige schrijver, met sensitief oog en kleurrijke pen, nochtans zoo eenvoudig, zoo gezond, zoo gaaf dat het ook tot bij een min-electiek, min-ontwikkeld publiek kan doordringen. Het volk moet met belangstelling het leven volgen van kerels als Ward de Meezenvanger, als Janneke Kop, als Labber de Zwie, vermits die menschen zijn lijen en verblijen, zijn leed en pleizier symboliseeren en voorstellen zijn ondankbaar bestaan van wroeten en labeuren, verhelderd nu en dan door het straalken zon zijner nederige vreugden. Dit werk mag dus gelden als eene lovensweerde poging tot ruimere kunst. Voor wie de streek kent die strekt ten zuiden onzer provincie Antwerpen en benoorden Brabant, langs onzen Scheldestroom, evoceert dit boek op treffende wijze de atmosfeer van die eenzame streek en mag die verwerking in literatuur van de landschappen en hemelen van Noord-Brabant als werkelijk eigenaardig gelden. In dat midden staan de Meyere's menschen vergroeid en leven er hun klein bestaan, waarover alle dagen onheil dreigt... Het Langs den Stroom, heeft de Meyere eene allergunstigste plaats gewonnen tusschen onze vlaamsche novellisten - want 't gene hij ons levert zijn novellen (episoden uit een leven) en niet alleenlijk schetsen (stemmingswerk) - en zich op veel-belovende wijze gewroken over den aanslag, dien men tegen zijne dichtersintegriteit pleegde... A.d.R.
Van onzen Arbeiden. - Men heeft de negen Muzen op het Vlaamsch Opera te Antwerpen deerlijk afgerost. Het schavuitenstuk ‘Baldie’, voor den eersten keer opgevoerd (uit eerbied voor de gevoelens onzer lezers willen wij de namen der auteurs verzwijgen) was een oprecht galaschandaal. Goddank, Sophocles en Wagner waren er niet bij tegenwoordig; niemand gewaagde er over den schrijver van ‘Les Plateaux de la Balance’. |
|