dan alleen - maar dan zeker ook - zal zij op Godshoogten blinken als een apocalijptiek Jerusalem, ver afgekeerd van het afschuwelijk godsdienstig gesjauwel van een vrome rijmelaar lijk F. Blieck, om weer eens de geheimnisvolle zielsdiepten van Dante's Divina Comedia welgevallig in de onvermoede verten te mogen ontwaren.
Maar - zooals ik reeds een vroegere keer betoond heb - de katholieke kunst moet van nature geene noodzakelijke afperking van het leven zijn naar heure confessie; heur belijdende vorm, evenals de liturgische, is geenszins eene beslist-afgepaalde vereischte daartoe, zonder dewelke het begrip dat we over katholieke kunst hebben onbevattelijk wordt.
Integendeel, meer dan in een kerkelijke vorm, moet de katholieke kunst het heele menschelijke leven omvatten, omdat het essentieele begrip van heur wezen - let wel, zonder aanpassing - gansch de kern van ons algemeen leven zelve is en het eigentlijke geestelijke bloed vormt waardoor ieder der menschen, willens nillens, leeft naar dien geest. Elke mensch dus is van natuurlijken aard katholiek; iedere normale, gezonde uiting van hem kan het onwillekeurig zijn; alle natuurlijk leven is het.
Door deze bewering omvat de katholieke kunst heel onze algemeene menschelijkheid en moet, ten noodzakelijke gevolge, al de zedelijke, esthetische elementen en begrippen bederfelijk voor het leven, uit heur innerlijk wezen wegweren, daar het Leven de Dood ontkent.
Want het is altijd de bezorgdheid der katholieke idee geweest het leven immer naar evenwichtige verhoudingen te herstellen en alle anormale afwijkingen van onzen gewoon-natuurlijken aard tot hunne allerjuiste betrekkingen en middens terug te brengen; zoo keerde de luxuur weerom tot eene gezonde zinnelijkheid, de gierigheid tot een normaal geldbezit, de gulzigheid tot eene gewoon-natuurlijke etensveerdigheid.
En naar dien wel begrepen zin zouden ‘Les Fleurs du Mal’ van Charles Baudelaire en ‘La Terre’ van Emile Zola - konden wij ze van hunne anormale intrinseke verhoudingen