Ventjes
Wondere ventjes toch, mijn hertjes,
Met uw wilde tuimelpertjes,
Zie 'k en hoor u onbedeesd
Uren, uren, om ter meest,
In de meerschen wentlen, woelen,
Juichen, juublen, vrij kerjoelen,
Ei mij toch! tot 's avonds toe!
En 'k en zie geen stond u moe,
'k Zie 't, ge speelt uw dolle toerkens
Net lijk zusterkens en broerkens
Dàt begrijpt, och! gij alleen,
Aardig volkske toch, mijn hertjes,
Speelt in vrede uw tuimelpertjes,
Jeêske waakt en Moêke lacht!
|
|