Vlaamsche Arbeid. Jaargang 3(1907)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Verzen Ik heb het zwaar verdroefd gelaat van mijnen verren zieken vriend aanschouwd wijd in mij zelf, dat ik werd benauwd om zulken staat; lagen de tranen niet op zijn gezicht gespreid als natte peerlen en zijn kommrende oogen mat van bittre zorgzaamheid, zijn lippen nat en lauw beschreid? was in zijn oogen niet weer peersch en heet de loome koorts als lang geborgen vier? God, daarom waren ze mij liever en veel dier- der dan mijn leed.... was toch zijn goed gelaat beschreid en bleek - ach mijn herinnering is als besmoord - zijn lippen waren zwijgzaam rood en woord - eloos van streek; zoo kwam hij uit een donkren diepen tijd waar alle geest moet koel en kleumig zijn en al 't bepeizen weedom; tijd was pijn van schrei en strijd.... 'Laas, nu weer de avend zachtzaam donkerblauwd en al de sterren pimplen rond de strakke maan, zie ik de zware pijn op zijn jong aanzicht staan en alles koud.... Karel van den Oever Vorige Volgende