Vlaamsche Arbeid. Jaargang 3(1907)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] De eeuwige kracht Soms golft de lijdenszee zwaar over 't droeve hart, en ligt het smachtend in het heimlijk-bange zwart van ongesproken smart en klemmend wee gezonken. Dan weegt het leven log op 't moegebogen hoofd; want alles, wat ik eens als 't ware heb geloofd, is dan verbleekt en vaal in nevelgrauw verblonken. Dan is de tijd zoo traag, zoo tartend; iedre stond dringt dan al dieper 't mes in wijdgereten woud, en rasser hoor ik 't bloed op steenige aarde druipen. Maar wendend naar de plaats waar ik U stervend weet, op Golgotha, aan 't kruis, verzacht het scherpe leed, en zie 'k een zoete glans door grove wolken sluipen. Mijn arme, lieve Heer. Ik kom dan bij U staan, en voel de wreede pijn in 't folteren vergaan dat ijzig koud en heet als vuur stuipt door uw leden. En nóg ie ik uw hoofd gelaten nijgen, 'k zie in blauw omrande ooge' een moederteerheid, die op bleeke lippen beeft in haperende beden. Mijn arme, lieve Heer. Ge leedt uit liefde, en nu is 't nóg uw liefde die me troostend trekt naar U, naar U, de éénge baak in holle zee der tijden. O liefde, hemelkracht die God en mensch vereent, hoe goed verzoet ge 't zerp der tranen, stil geweend aan Jezus' bloedge borst, waarop zoovelen schreiden. Constant Eeckels Vorige Volgende