Vlaamsche Arbeid. Jaargang 2(1906)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Het Heiligdom Hoog praalt het gulden kruis op grootschen tempel, fijn uitglimmend op het blauw van zuivren zomerhemel, de koepel kronend, grauw vergrijsd en ruig verweerd, doorstoken met gestert', dat in het zongeschemel zoet glanst, tot klare dag in donkren nacht verkeert. De lange banen, kronklend weg naar dorp en stee, verlijnen hier tot één bij de oud-vermaarde kerke. 't Is er een durend kome' en gaan van menschen, die gemagerd door het leed, gebogen door het werken, om hulpe bidde' en troost voor lijfs- en zielewee. Hun wezens zijn gebronsd door fellen zonnegloed; hun ruggen krommen moe naar zweet-bedropte aarde, hun kleeren zijn vergrijsd door 't schrale wegenstof, en, reeds de baan op vóór de vroege morgen klaarte, kleeft er soms donker bloed in zonk van naakten voet. Maar in hun heete borst springt koel de bron der hoop. Want naar ze naadren glimt een vonk in doffe oogen, en zeere voeten gaan weer sneller, ondanks pijn. Ze zien de sterren lonke, en op de koepelbogen het statig stralend kruis in glorie-zonneschijn. Al hooger zwelt hun moed. Ze weten daar de macht, de goedheid en de liefde in 't één aanbeden wezen. Ze weten daar een God die elke martling leed, ze wete' een Moeder die hun kwalen kan genezen, en smart begrijpt, daar ze ook door eigen boezem reet. [pagina 174] [p. 174] De boomen om de kerk herhalen in 't geruisch van ritselend loover droef de dringende gebeden, teer klagend gansch den dag om al 't belommerd wee, week lisplend heel den nacht om al wat wordt geleden en golft als zerpe zee van trane' om 't heilig huis. Reeds gleden jaren weg en eeuwen vloden heen, en jaren zullen worde' en eeuwe', en weer verzwinden; gedurig komen langs de banen drommen, die bij niemand hulpe voor de ellende konden vinden, en gaan naar 't blijvend kruis dat hel door 't donker scheen. Dan keeren zij terug naar verre stad of dorp, terug naar schaamle woon waar last en zorgen wachten. Maar goed vertroosten dauwde koel op diepe wond, en dankend suist door 't stil der zoele zomernachten uit zwaar geblaarte 't lied der smart, die deernis vond. Constant Eeckels. Vorige Volgende