Vlaamsche Arbeid. Jaargang 2
(1906)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe EenzameGa naar voetnoot(*)In donkeren hoek der verlatene kerk
staat eenzaam, vergeten, het kruis, waarop zwijgend
de Christus verkrimpt in onduldbare smart,
met gapende wonde in 't bloedende hart,
en zwoegende borste, om lafenis hijgend.
Hoe bleeke verschimt Hij in 't schemergewelf.
De hoek is zoo ledig, het is er zoo stroeve,
zoo angstig-beklemmend, zoo stil en zoo koud;
en 't lichtje, dat tranend op de' eenzame schouwt,
is telkens als stervend om 't eindeloos-droeve.
Soms, als met den avond het duistere dringt
in statige beuken, vol huivrende stilte,
en trage de nacht uit de nisholten kruipt,
dan komt er soms iemand, die aarzelend sluipt
naar dónkerder hoek in de ijzige kilte.
Daar zakt de gedaante bij 't zwaar-schonkig kruis,
omklemt het, en kust het, en haperend fluistert
ze een scheurende klacht waarin 't zielewee hijgt
naar Hem, die gelaten en meewarig nijgt,
of Hij in zijn doodstrijd nog lievende luistert.
| |
[pagina 107]
| |
Dan is het of handen weer krimpen om bout,
of oogen, gedoofd door het lijden, weer weenen,
of stervende lippen weer roeren, heel vaag,
of 't stollende bloed om de hartewond traag
weer glibbert en droppelt op killige steenen.
En dan duiken gauw uit de hoeken der kerk
de smarten der velen, die vroeger hier schreiden,
en somberder dikt dan de dalende nacht.
En 't lichtje bleekt bang bij die toonlooze klacht
der klemmende stilte om 't eeuwige lijden.
Constant Eeckels.
|
|