En onze professors spreken dan in weinige woorden over de strekking dier school en lezen daarna met glimlachend gezicht een of ander onverstaanbaar gedicht; - dan zeggen de meesten geestig-goedig: O ma tête! of lijk ten tijde mijn professor van poesis: ‘il a tout de même de la poësie dans le ventre’. Dat is zoo omtrent alles wat onze studenten van die nochtans zoo belangrijke school te weten komen. Belangrijk ten eerste door den invloed die zij op de fransche dichtkunst gehad heeft - eene literairhistorische beteekenis dus. Gansch onmogelijk is het de geschiedenis der poëzie in de laatste vijf-en-twintig jaar te schrijven zonder aan het Symbolisme eene ruime plaats toe te kennen.
En het is niet alleen in de fransche, maar ook in de andere literatuur dat het Symbolisme in de laatste jaren een grooten rol speelt; in de hollandsche en vlaamsche litteratuur ondergaan tal van moderne dichters - en daar kom ik later op terug - dien invloed. In de tweede plaats is het Symbolisme belangrijk onder zuiver-esthetisch oogpunt beschouwd, omdat het ons toch iets nieuws heeft gebracht, de intiemste sensaties der dichterziel in aanraking gekomen met het Leven - en daarom lijk alle leven belangwekkend - en den zielsrechtzinnigen rytmus en hun muzikaal vers.
Het is onnoodig en overbodig hier te verhalen hoe het Symbolisme ontstond, hoe na de meer stijve kunst der Parnassiens eene kunst te voorschijn trad vol overmoedige, frissche jeugd en eigen klank en kleur, die alle wetten en regels verwierp, het goede met het kwade stuk sloeg en die rond zich schaarde de meest orgineele talenten van de tweede helft der XIXe eeuw die voor naam hadden: Verlaine, Mallarmé, Moréas, de Regnier, Viélé-Griffin, Kahn, Laforgue, Rimbaud.
Wat wilden die symbolisten? Wij kunnen de vraag anders stellen en zeggen: wat is het Symbolisme? Het antwoord daarop moeten wij niet zoeken in de verklaring van éenen - want bij nader inzicht blijkt het dat geen symbolist onvoorwaardelijk en als vaste regel de esthetiek aanneemt zijner volgelingen - maar wij moeten trachten uit het gezamenlijk werk der school eene theorie op te bouwen op allen toepasselijk.
Ik zegde reeds hooger dat het Symbolisme ten strijde trok tegen de school der Parnassiens. De kunst der Parnassiens was vooral - om niet te zeggen uitsluitelijk - eene eenvoudige bedrijvende, alhoewel zeer natuurgetrouwe en fijn-gedetailleerde van uiterlijke vormen en kleuren. Het was tegen die