Vlaamsche Arbeid. Jaargang 2
(1906)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
De Beteekenis van het Collectief Arbeidsverdrag
| |
[pagina 4]
| |
berechtigd, sluit de arbeidersstand zich in vakvereenigingen om collectieve of corporatieve arbeidsverdragen kunnen tot stand te brengen. Deze regelen de loon- en arbeidsverhoudingen voor een bepaald nijverheidsgebied voor al de betreffende arbeiders. Het verdrag wordt getroffen tusschen eene groep patroons en eene groep arbeiders of tusschen eene groep arbeiders en één patroon. Daarom heet het collectief arbeidscontract. Daar het loontarief het bijzonderste deel van het verdrag is, heeten het de Duitschen Tarifverträge. Tegen het einde der verleden eeuw kwam in Duitschland het eerste tariefverdrag tot stand, bij de boekdrukkers namelijk. In 1905 waren er over de duizend gesloten. Wel vroeger poogde er de tariefbeweging te ontluiken. Toen Dr Hirsch in 1868 zijne Gewerkvereine begon, dacht hij wel op de Engelsche verdragsluiting. Maar wat in Engeland mode was kon in Duitschen grond nog geen wortel schieten omdat de arbeidersstand nog niet gegroepeerd was als in de Trade-Unions. Eens echter dat de werkman gegroepeerd was en kalm redeneerde over zijn toestand en zijn rol in de economische wereld, moest hij komen tot den nieuwen vorm die, als redelijkst, ook wel zonder het Engelsche voorbeeld ontloken ware. Wat is er immers redelijker dan dat de arbeider, de onmachtige, zich gegroepeerd aanbiede bij den patroon, na bij onderlinge beraadslaging te hebben nagezocht hoe zijne persoonlijke belangen en de belangen van zijn vak best zijn overeen te brengen. Hoe gaat het bij gebrek aan collectief arbeidsverdrag? De werkman treedt in dienst met de enkele bepaling van zooveel centiemen per uur of per stuk of per meter naar gelang de zaak. Verder gaat nu de patroon alles naar zijne goesting en zijn profijt regelen, zonder raadpleging des werkmans. Deze meent zich nu beschadigd door deze of gene regeling, als b.v. door eene moeilijker te behandelen ruwstof die hem aan zelfden stuktarief voorgelegd wordt. Wat zal hij doen? Persoonlijk zal hij niet gaan klagen meestal. Hij heeft dien moed niet, hij weet zich de zwakkere daar de patroon hem missen kan, en hij weet dat het betoog toch niets gaat uithalen. Mogelijk zal hij optreden in groep na zich verstaan te hebben met zijne werkgezellen. Doch nu wil de patroon zeker niet het hoofd buigen. Dat ware, volgens hem, het meesterschap in de fabriek voor eeuwig neerleggen. Daarom wil hij van geen toegeven hooren en maakt hij nog liever een Vervierschen lock-out. | |
[pagina 5]
| |
Maar intusschen hebben de werklieden gestaakt, het eenigste middel dat hen overbleef om mogelijk tot iets te komen. En zoo gaat het om ter sterkste ten nadeele van beide partijen en van den algemeenen landsrijkdom. Die moeilijkheden hadden nu echter van in den beginne kunnen voorzien en besproken worden. Dan hadde men ze besproken zonder bitsigheid, zonder dat nijdig ontvouwen van wederzijdsche spierkracht, zonder strijd. Men had ze, om de betwistingen te vermijden, voor al de werklieden in groep kunnen neerschrijven en van werkstaking ware er in de meeste gevallen geen spraak meer geweest. Men had elkanders belangen kunnen hooren en overwegen, zonder bepaald te zijn tot hardnekkigheid door dien bijzonderen nood aan gelijk te halen die een groot krachtontvouwen altijd vergezelt. De strijd van heden ware voorkomen in het Vrededokument, het arbeidsverdrag. Maar dat vrededokument, kan men opwerpen, is juist geene ambulancie van het roode kruis, die niet kan beschoten worden. Men kan niet alle omstandigheden voorzien; sommige punten kunnen bij verandering van onvoorziene omstandigheden anders verstaan worden, enz.; al redenen voor de werklieden om zooals vroeger in werkstaking te gaan. De opwerking heeft hare waarde maar zij is voorzien en bestreden door bijzondere maatregelen in de meeste tariefverdragen. Zoo hebben de boekdrukkers onderscheidene tariefcommissie's die als parlement om de grondwet staan, de voorkomende moeilijkheden in wederzijdschen zin bespreken en beslissen en de beslissing bijschrijven in het betamende kapittel van het verdrag. Zoo wijst ook het voorbeeld van Engeland aan dat de moeilijkheden omtrent het verdrag door raden van afgevaardigden der beide partijen zeer wel zijn op te lossen. In Engeland is tegenwoordig gansch de grootindustrie met een net van ‘Einigungsämter’ overspannen, en vast de helft van alle de werkstakingsgeschillen worden door deze instellingen bijgelegd. Het bestendig komiteit van afgevaardigden begint in geval van werkstaking met de twee partijen in kruisverhoor te nemen; daarop wordt de zaak onder de leden besproken, en.... men komt tot overeenkomst. Stemmen wordt er niet gedaan. Gedurende 15 jaren is men er aldus altijd in gelukt, op twee gevallen na, den twist in der minne te slissen. In de twee vermelde gevallen noemde men een scheidsrechter. Dat komiteit heeft nog meer te doen dan vrederechter te spelen. Het zorgt | |
[pagina 6]
| |
dat het loontarief stap houde met de economische veranderingen indien men in het verdrag eene relatieve loonschaal heeft aangenomen, het tracht het verdrag uit te breiden op de verwante nijverheidstakken, enz.. Zoo ingericht brengt het collectief, bestudeerde arbeidsverdrag den sedert een kwaart eeuws al te zeer gemisten vrede terug in onze economische wereld van kapitaal en arbeid.Ga naar voetnoot(1) * * *
Fanny Imle, de blinde tot het katholicisme bekeerde doctores van Freiburg, i. B. heeft het eerste groot werk geleverd (1905) omtrent de collectieve arbeidscontracten. Stoutweg dierf zij haar werk betitelen: ‘Friedensdokamente’. Met een zegevierend woord bespreekt zij de dokumenten die zij verzameld heeft en stelt ze tegenover de klassenstrijdtheorieën harer vroegere socialistische ‘Genossen’. Zoo meenen het echter de politieke hoofden der socialitische partij niet die willens of niet de tariefbeweging moeten meemaken. Men kent de ruzie in de Duitsche socialistische partij tusschen de politiekers en de socialitische vakvereenigingen. De vakvereenigingen werden gedwongen de politiek te blijven meemaken, boven hunne vakbelangen en contracten te stellen; en zoo werden de Meifeesten verplichtend verklaard ondanks de tegenspraak der roode syndikalisten. Gaan nu die klassenstrijders een vrede sluiten, een ‘Vredesdokument’ onderteekenen met de patroons? De politiekers mogen alop brommen, de werklieden die meenden naar het zeggen van Marx dat hunne partij voor hun economische belangen ijverde, zien die belangen in het tariefverdrag en teekenen den vrede. Dan blijft den theoretikers van den klassenstrijd niets meer over dan de theorie ietwat op zij te zwenken. De sozialistische Monatshefte van Augusti het boek van Imle besprekend willen niet erkennen dat de | |
[pagina 7]
| |
tariefverdragen in werkelijkheid vrede aanbrengen. Bernstein, het boek van Brunhieter kritikeerend, waar deze eveneens in het collectief verdrag een afwijken zag van den klassenstrijd, maakt de opmerking dat in die beweging minstens een gevaar ligt voor de socialistische politiek: ‘Wij zijn echter niet blind tegenover de gevaren die met het tariefverdrag zoowel voor den klassenstrijd der arbeiders als ook voor de belangen der algemeenheid kunnen verbonden zijn. Niet onmogelijk is het dat uit een tariefverdrag eenmaal volge dat de contracteerende arbeidsgroep de voeling met het gros der eigene klasse verliere en gemeenzaam met de ondernemers, door ondersteuning der prijsovereenkomsten, tegen de belangen der algemeenheid zich wendt. Maar dat kan uit gansch stellige gronden van economischen aard ook slechts de uitzondering zijn. Tegen dat gevaar in is Bernstein er dan ook op bedacht gansch de macht zijner redeneering te werpen op de noodzakelijkheid boven alle economische belangen, van eene socialistische arbeiderspartij met zuiveren klassenstrijd voor programma.Ga naar voetnoot(l) Voor Bernstein is het tariefverdrag: ‘nur eine Verständigùng den gewerblichen Konflikt, der in seiner Vielheit und steten Erneuerung eine der wirtschaftlichen Grundlagen des grossen Klassenkampfes der modernen Gesellschaft bildet, in zivilisierteren Formen auszufechten als der Streik und die Fabrikrevolte’. Zoo staat dan het socialistisch oordeel vlak in tegenstrijd met het christene omtrent de beteekenis der arbeidscontracten van corporatieven aard. Zeker is het nochtans dat die nieuwe vorm eene vermeerdering van organisatie is, een wegschrijden van de anarchie. Zeker is het ook dat de psychologische strijdmotieven er in ruime mate door verdoofd, door onderdrukt worden. En van dien kant aanzien zou men het wel een vredesdokument kunnen heeten. Maar van de andere zijde blijft het waar dat de kapitalische voortbrengingsvorm in al zijne essentieele gronddeelen blijft voortbestaan zoodat voor wie die vorm veroordeeld is, het collectieve verdrag geene beteekenis van waren vrede heeft. | |
[pagina 8]
| |
De kalmsten in Duitschland laten het aan de toekomst over dat te beslissen. Zij zien echter in dat er de werkman zijn toestand door betert, en de nijverheid er meer zekerheid door bekomt. Daarom ijveren kapitaal en arbeid, christene en socialistische syndikaten, allen die in de nijverheid dadig zijn naar gezonde, bestudeerde tariefverdragen. De geleerden zien met belangstelling de beweging na en bieden bijstand van juridische zijde.Ga naar voetnoot(l) Voor ons Vlaamsche volk heeft het, dunkt mij, niets minder belang dan voor het Duitsche. Daarom deze enkele penteekeningen die de sociologische zijde zoowat beschouwen laten. Mijn moeite schat ik vergoed zoo een mijner lezers de zaak verder wilde nagaan ten bate van ons dierbaar volk. Wendt Vlaamsche Arbeid zich eer tot letterkundigen, dan mag ik hun wel herinneren dat geen volk esthetisch te verheffen is, zoolang zijn econonisch leven op geen min of meer stevigen vrede-grondslag berust.
Floris Prims. |
|