licht-in-ontboezemingen-uitspattende dichter verdrongen werd, bewijzen tal van lyrische afwijkingen en een zekere jacht op effect door kleine vreemd-aandoende middeltjes à la Maeterlinck (zie bijv. het afsterven der tante).
Doch met vreugde bestatigt men dat het de schrijver in zich heeft om gestaald in het evenwicht zijner krachten werk voort te brengen dat ten volle tot de epische kunst zal mogen worden gerekend.
Niet zoo gauw kan hetzelfde verwacht worden van Hans Land wiens Arthur Imhoff (vertaald uit het Duitsch door J.F. Ternooy-Apel, Sleeswijk-Bussum), weer een dier vele tendenz-boeken is die tegenwoordig onzen boekenmarkt overstroomen. Waar gedurig de handelende personen tot het verdedigen van een grond-thesis ópkomen, en de schrijver zelf het noodig acht nu en dan van achter de schermen te treden om luid-op zijne politieke en sociale meeningen op te dringen; dàar kunnen nóch de roerende incidenten nóch de edele dracht der volzinnen het geheel tot die hoogte brengen, vanwàar alleen een kalme en bevredigende blik op het kunstwerk kan geworpen. Want tendenz-werk benevelt de verste en rijkste horizonten... al moog' het dan ook heeten ‘l'Étape’ of ‘Un Divorce’ van een Bourget.
E.
De schoone Verbeelding door Julius De Boer, en Gedichten door Giza Ritschl, beide uitgaven van W. Versluys, Amsterdam, 1905.
Niet zonder opzet noem ik hier Julius de Boer naast Mevrouw Ritschl - hadde deze immers iets van de kwistige weelderigheid des eerst-genoemden en die om zijne beurt wat meer van het spontaan-opwellende der dichteres; dan zouden wij allicht in beide bundels een grooter getal echte gedichten hebben aangetroffen.
Rijk-gekostumeerd treedt Julius De Boer op U aan; maar komt hij naderbij, dan eerst bemerkt gij zijn on-schoon gelaat dat grove trekken houdt; wijl Mevrouw Ritschl in het alledaags-bescheidene harer kleedij om haar bevallig gelaat innig aandoet; - en toch geen van beide is schoon te heeten.
In deze bundels leven twee talenten die echter de virtuositeit en de slordigheid hebben af te leeren vooraleer zij den fijn-ontwikkelden lezer zullen vermogen te bevredigen. Hoopvol wachten wij, waar reeds menig door-goed gedicht ons de verzekering bracht van een beter-kunnen.
E.
Mei van Herman Gorter. 3de goedkoope uitgave. Amsterdam, W. Versluys, 1905.
Ons was de verschijning van dezen derden druk een waar genoegen; daar hier weer eens te meer het bewijs te vinden ligt der gewaardeerde hooge voornaamheid van een der bijzonderste producten onzer literaire generatie.
‘Poëzie vergt geenen uitleg’ meenden de nieuwe-gidsers, en daardoor bleek ‘Mei’ menigeen onverstaanbaar en bleef een commentaar aller-wenschelijks.