Vlaamsche Arbeid. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Vers Bij 't klaren van den dageraad, als 't Oost in vaag-roô gloeden zwemt waarom klein-wolkskes - schuim gelijk dat pakkend wollig drijft en rolt - blij-levend dwalen, roos-getint, en als dan eindlik 't zonnewiel al barnen door dien baaierd schiet, en laait, en 't licht, en lichter wordt, en d'hemel blaakt en blekt alom, dan vliet er in mijn moede ziel een schuimend', klare vreugdewel wijl ik de Schepping als een knop zie openvouwen, bloem en bosch en bloem en vogel aan den le- vensbeker zie de lippen slaan, en drinken.... en dan staan, vol licht!.... Zoo 'n heil ook moest Gij voelen, God, als Gij drie volle dagen dood in 't zwarte-gruwlik steenen graf gelegen had, en schielijk dan, met statig gloren, godlik-groot, opsprongt, uw wakers al' blind sloegt en - glorieglanzend-bleek zooals een jonge lentezon - het land weer intraadt, godlik-schoon en groot-almachtig opgestaan in 't leven uit de dood. Em. Van Dievoet. Vorige Volgende