Vlaamsche Arbeid. Jaargang 1(1905)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] Immaculata Waart gij het niet, o Moeder, die in sombre nachten, wanneer het tranend oog geen troostend licht ontdekte, wanneer de droeve uren zwarter treurnis brachten, dit groot betrouwen in het bange harte wekte? O ja! Want wolken weken. Stille sterren lachten. Dan zwond de nacht. En wijl ik hopend armen-strekte naar 't Oosten, zacht bekleurd door purperig verwachten, verscheen in aureool van liefde de Onbevlekte. O Moeder, Moeder, zegen! Zie, we zijn gekomen, geleid door uwen glans die in verbreede stroomen geel-goudig om ons golft en zont langs donkre wegen. En wijl we iedre zucht tot zoete danking wijden om liefde, uit God door U, gaan wij ter verre tijden en bidden inniger: O Moeder, zegen, zegen! 8 December 1904. Constant Eeckels. Vorige Volgende